nummer: 11/793/GM
betreft: [klager] datum: 7 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-Oost, locatie Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 maart 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 28 juni 2011 in de p.i. Nieuwegein.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 januari 2011, betreft het niet regelen van een afspraak met het brandwondencentrum, het ontbreken van psychiatrische zorg en het niet krijgen van tandheelkundige
behandeling.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in beroep schriftelijk het volgende aangevoerd. Er zijn geen gesprekken met de psycholoog of psychiater geweest. Klager heeft enkel gesprekken gevoerd met een door de Rechter-Commissaris benoemde psycholoog en psychiater. Het ging daarbij
niet om klagers klachten, maar om een onderzoek in opdracht van de Rechter-Commissaris.
De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt ingenomen.
Op 8 en 22 december 2010 en 19 en 26 januari 2011 zijn er gesprekken geweest tussen klager en de psycholoog. Voorts is hij besproken in het psychomedisch overleg, waar ook een psychiater bij aanwezig is.
De problemen van klager hadden en hebben alle aandacht van de medische dienst. Klager tekent beroep aan omdat hij het niet eens is met zijn psychiatrische behandeling en ook niet met zijn tandheelkundige behandeling. Wanneer klager wordt verwezen naar
het psychomedisch overleg, dan betreft dit een therapeutische verwijzing naar psychiater en psycholoog. De behandelend arts is niet verantwoordelijk voor psychiatrische en tandheelkundige behandeling.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst met betrekking tot de tandheelkundige klacht vast dat deze hier niet voorligt, nu in deze klacht niet door de medisch adviseur wordt bemiddeld en de tandheelkundig adviseur klager hierover apart zal berichten. Na
dat
bericht bestaat voor klager de mogelijkheid om over die klacht beroep in te stellen.
Klager geeft aan dat er geen gesprekken met de psycholoog en psychiater zouden zijn geweest. Uit de reactie van de inrichtingsarts blijkt dat er op 8 en 22 december 2010, derhalve op data vóór 9 januari 2011 toen klager zijn klacht indiende, gesprekken
zijn geweest tussen klager en de psycholoog. Door klager is niet gesteld, noch is gebleken dat hij op die momenten dringend behoefte aan een gesprek met een psychiater zou hebben gehad.
Uit de medische rapportage komt naar voren dat klager vanuit het brandwondencentrum geplaatst is in de locatie Roermond. Klager werd aan zijn brandwonden dagelijks verzorgd door de medische dienst. Het beleid van het brandwondencentrum is door de
medische dienst van de inrichting overgenomen en uitgevoerd. Daarnaast is er een afspraak voor controle gemaakt met het brandwondencentrum. Deze was aanvankelijk gepland op 13 januari 2011, maar is op verzoek van het brandwondencentrum verplaatst naar
3
februari 2011. Uit vorenstaande blijkt niet dat de inrichtingsarts te kort zou zijn geschoten in de behandeling van klagers verwondingen, noch dat hij niet adequaat gehandeld zou hebben met het maken van een controleafspraak.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verstaat dat niet kan worden beslist op het beroep over de klacht omtrent de tandheelkundige verzorging en verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 juli 2011
secretaris voorzitter