Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0177/GA, 18 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/177/GA

betreft: [klager] datum: 18 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van softdrugs.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor klager was op zich duidelijk dat de uitslag een andere datum betrof dan die welke daarop was vermeld. Klager heeft de mededeling van de uitslag aan de directeur laten zien en daarbij opgemerkt dat er volgens klager sprake was van afbouw van het
gebruik van softdrugs. De directeur gaf toen aan een en ander te zullen nakijken. De daaropvolgende maandag kreeg klager vervolgens de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Klager is bij de strafoplegging niet gehoord door de directeur en hij is
niet gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager, naar aanleiding van de uitslag van een urinecontrole van 31 oktober 2010, op 8 november 2010 disciplinair is gestraft in verband met het gebruik van softdrugs. De beroepscommissie acht aannemelijk dat aan klager op 2 november
2010
mededeling is gedaan van de uitslag van een urinecontrole. Die uitslag was, blijkens de door klager overgelegde mededeling, naar aanleiding van een urinecontrole op 12 september 2010 en was gedateerd 2 oktober 2010. Klager is gewezen op de mogelijkheid
om een herhalingsonderzoek aan te vragen en had daarvoor 24 uur de tijd. Aannemelijk is dat klager een en ander op donderdag 4 november 2010 aan de directeur heeft toegelicht en dat de directeur vervolgens, na enig onderzoek, op maandag 8 november 2010
heeft besloten tot onderhavige disciplinaire straf.

De beroepscommissie is, gelet op de hiervoor genoemde vaststaande en aannemelijke feiten en omstandigheden, van oordeel dat de directeur, alvorens klager die disciplinaire straf op te leggen, klager in de gelegenheid had moeten stellen een
herhalingsonderzoek te laten doen met betrekking tot de onderzochte urine. Weliswaar had klager de gelegenheid gekregen om een herhalingsonderzoek aan te vragen en heeft hij van die gelegenheid geen gebruik gemaakt, maar dat kan klager in redelijkheid
niet worden tegengeworpen nu klager in de veronderstelling verkeerde dat deze uitslag zag op een urinecontrole die eerder was gehouden dan wel berustte op een fout bij de verslaglegging. Dat betekent dat klager niet is gewezen op zijn recht om van de
urinecontrole van 31 oktober 2010 een herhalingsonderzoek te vragen en dat de urinecontrole dus niet is verlopen op de in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen voorgeschreven wijze. Om die reden had de directeur geen disciplinaire straf
op mogen leggen. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven