Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2103/GB, 22 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2103/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 19 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L.Groeneveld, namens

[...], geboren op [1957], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 november 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar unit 1 te Dordrecht, een huis van bewaring (h.v.b.), afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 14 september 1999 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in unit 1 te Krimpen a/d IJssel, een h.v.b.. Op 25 september 2000 is hij overgeplaatst naar locatie De Schie, eveneens een h.v.b..

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De reden voor het verzoek tot overplaatsing is gelegen in het feit dat een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen klager en de aan de locatie De Schie verbonden tandarts. Wat dit betreft wordt verwezen naar een uitspraak van deberoepscommissie van 2 juli 2001, nummer 00/2201/GM. De motivering van de selectiefunctionaris kan de beslissing niet dragen. Klager heeft nu al ruim een jaar in De Schie verbleven, samen met een medeverdachte in dezelfde zaak, eenneef van hem. Dit heeft nooit problemen opgeleverd. De selectiefunctionaris heeft een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn plaatsingsbeslissing. Het is onvoldoende dat deze zijn beslissing slechts motiveert door teverwijzen naar de weigering van de locatie Dordtse Poorten. De selectiefunctionaris geeft aan bereid te zijn klagers elders buiten Rotterdam te plaatsen. De reden waarom klager nu juist overplaatsing naar de locatie Dordtse Poortenheeft gevraagd, is ten eerste gelegen in het feit dat aan deze inrichting een andere tandarts verbonden is dan aan de locatie De Schie en ten tweede dat in de locatie Dordtse Poorten een (andere) neef van hem is gedetineerd, demedeverdachte waarover de selectiefunctionaris het heeft. Dit laatste gegeven kan geen reden zijn klagers overplaatsing te weigeren. Klager en zijn neef leven op goede voet met elkaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directie van de locatie Dordtse Poorten is tweemaal benaderd met het verzoek klager op te nemen. Na intern beraad is de directie tot de conclusie gekomen dat in het onderhavige geval samenplaatsing van twee betrokkenen in eenzware strafzaak, waarbij de onderlinge band niet was te achterhalen bij het parket, niet acceptabel was. Men wilde (mogelijke) complicaties voorkomen. De selectiefunctionaris acht deze overweging volstrekt aanvaardbaar en heeft daarook rekening mee te houden. Het feit dat het in een andere inrichting wel goed gaat tussen klager en een medeverdachte, is geen garantie voor een nieuwe situatie met een andere medeverdachte. De selectiefunctionaris heeft klager,via het bureau selectie- en detentiebegeleiding, aangeboden hem elders in de regio te plaatsen, waarbij de inrichtingen te Zoetermeer, Alphen a/d Rijn en Den Haag zijn genoemd. Klager diende hierop schriftelijk te reageren zodat deselectiefunctionaris actie kon ondernemen. Er is hierover niets van klager vernomen.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Artikel 15, eerste lid, PBW bepaalt dat de personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen is gelast, worden geplaatst in of overgeplaatst naar een inrichtingovereenkomstig de bestemming daarvan.
Ingevolge het derde lid van dit artikel zijn met de plaatsing en overplaatsing, bedoeld in het eerste lid, de door de Minister als zodanig aangewezen selectiefunctionarissen belast. Deze zijn bevoegd de overbrenging van personen tebevelen naar de voor hen bestemde inrichting.
Het vierde lid bepaalt dat de selectiefunctionarissen bij de beslissingen, bedoeld in het eerste lid, de aanwijzingen van het openbaar ministerie en van de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd in aanmerking nemen.

4.3. Ingevolge artikel 16, eerste lid, PBW bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 zijn geplaatst in de inrichting met het beheer waarvan hij is belast.

4.4. De afwijzing door de selectiefunctionaris van klagers verzoek tot overplaatsing naar unit 1 te Dordrecht moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbijoverweegt de beroepscommissie het volgende.
De beslissing van de selectiefunctionaris is gebaseerd op de weigering van de directie van de locatie Dordtse Poorten om klager op te nemen in de inrichting. De reden is dat zijn samenplaatsing met een mededader, gelet op de zwaartevan de strafzaak, niet acceptabel wordt geacht.
De beroepscommissie stelt vast dat de advocaat-generaal bij het ressortsparket ’s-Gravenhage op 6 september 2001 heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen overplaatsing van klager naar de Dordtse Poorten. Uit de onderliggendestukken blijkt dat de aan klager opgelegde beperkingen op 15 oktober 1999 zijn opgeheven.
Bovendien wordt het namens klager aangevoerde gegeven dat hij al langere tijd in de locatie De Schie verblijft met een andere neef van hem, eveneens mededader in dezelfde strafzaak, niet door de selectiefunctionaris weerlegd. Nietis gebleken dat deze samenplaatsing problemen heeft opgeleverd.
De afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris, zoals deze aan klager is medegedeeld, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende gemotiveerd.
Het aanbod aan klager om hem in een andere inrichting buiten de regio Rotterdam te plaatsen kan niet tot een ander oordeel leiden, nu klager om hem moverende redenen om overplaatsing naar de locatie Dordtse Poorten heeft verzocht.
De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 22 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven