nummer: 11/324/GA
betreft: [klager] datum: 28 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 2 februari 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.L. Plas, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager niet in aanmerking komt voor een enkelband en detentiefasering en in het bijzonder de wijze waarop hem daarover inlichtingen zijn verschaft.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager verbleef al geruime tijd in de p.i. Dordrecht en bevond zich in de eindfase van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. In het kader van detentiefasering wilde klager in aanmerking komen voor een enkelband. Achteraf is klager bekend geworden dat
hij daar niet voor in aanmerking komt, terwijl hem daarover telkens tegenstrijdige informatie was verstrekt. Als klager dit vooraf had geweten, had hij niet zoveel tijd gestoken in de gesprekken met de TR en had hij niet zoveel informatie over zichzelf
gegeven. Voorts zou klager dan wellicht op een andere wijze hebben kunnen deelnemen aan de detentiefasering, zoals de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een open kamp.
Het is juist dat er een verschil bestaat tussen elektronische detentie (ED) en elektronisch toezicht (ET), maar van klager kan niet worden verwacht dat hij die verschillen exact weet. Bovendien heeft klager niet verzocht om in aanmerking te komen voor
ED, maar voor een enkelbandje.
Voorts zou klager geen medewerking hebben verleend. Klager geeft echter aan dat hij alle medewerking heeft verleend om in ieder geval een inschatting te kunnen maken van de kans op recidive. Uit de beslissing van de beklagcommissie blijkt niet dat dit
anders is.
Klager is van mening dat hem ten onrechte de gelegenheid is ontnomen om te werken aan zijn re-integratie door hem voor te houden dat hij in aanmerking zou kunnen komen voor een enkelbandje. Klager kan zich niet verenigen met de ongegrondverklaring van
zijn beklag. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt hierbij dat de Circulaire Wijziging toepassing Elektronische Detentie, een tenuitvoerleggingsmogelijkheid waarvoor alleen zelfmelders ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging is gelast van een of meer vrijheidsstraffen met
een totale duur van maximaal 90 dagen, op 1 juli 2010 is ingetrokken (Stcr. 2010 nr. 10014 28 juni 2010).
Voor zover klager zich beklaagt over het al dan niet verplichte karakter van TR en detentiefasering geldt het volgende. Op grond van artikel 2, tweede lid onder c, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geldt dat voor
plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling niet in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie is geconstateerd dat zij deelname weigeren, dan wel hun deelname weigeren voort te zetten aan een traject in het kader van het
programma TR.
Gelet op het memo van 13 januari 2011 van de trajectbegeleider TR is de beroepscommissie van oordeel dat niet gezegd kan worden dat klager tegenstrijdige informatie heeft gekregen omtrent deelname aan een enkelband of het verplichte karakter van TR.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van C.J. ten Ham, secretaris, op 28 juni 2011
secretaris voorzitter