nummers: 11/380/TA en 11/381/TA
betreft: [klager] datum: 28 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen uitspraken van 4 februari 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, heeft de medewerker juridische zaken, [...], in aanwezigheid van klagers raadsvrouw mr. J. Serrarens, het standpunt van het hoofd van voormelde
inrichting toegelicht. Om haar moverende redenen is zij buiten aanwezigheid van klager gehoord. Daarna is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, buiten aanwezigheid van [medewerker juridische zaken], gehoord. De voorzitter van de
beroepscommissie heeft daarbij het standpunt van de inrichting voorgehouden aan klager.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de klachten en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag in beroepszaak 11/380/TA betreft de verlengingen van afzondering, telkens voor vier weken d.d. 22 juni 2010 (Me 2010-099), 20 juli 2010 (Me 2010-123) en 17 augustus 2010 (Me 2010-163).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Het beklag in beroepszaak 11/381/TA betreft het feit dat klager niet heeft kunnen luchten op de dagen 20 tot en met 23 juli 2010, 25 tot en met 31 juli 2010, 1 tot en met 8 augustus 2010, 10 augustus 2010 en 12 tot en met 17 augustus 2010.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was geen sprake van een noodsituatie, die het ontzeggen van het recht op luchten en de verlengingen van de afzonderingen rechtvaardigde. Als de bedreigingen zo ernstig waren als gesteld, is het de vraag waarom de inrichting zo lang heeft gewacht om
klager over te plaatsen. Klager heeft nooit iemand met een vinger aangeraakt. Wel vermeed hij contact met zijn behandelaren B. en K. sinds zij weigerden hem naar de zitting inzake de verlenging van zijn TBS te laten gaan. Klager heeft contactmomenten
gehad met alle beveiligers, de zogenoemde ‘geïntegreerde beveiliging’. Dat zijn sociotherapeuten of afgestudeerde psychologen. Zij konden zich ook uitlaten over klagers gemoedstoestand en waren het niet eens met het beleid van de inrichting om klager
te
beperken. Zij wilden bijvoorbeeld wel met klager tafeltennissen, maar dat werd door de inrichting niet toegestaan. Niet juist is dat dat was omdat klager alleen in de sportzaal wilde spelen. Volgens de inrichting kon de beveiliging de veiligheid niet
garanderen. Zo werd hem ook bewegen op de crosstrainer of fietsen op de hometrainer niet toegestaan, terwijl klager dat op aanraden van de fysiotherapeut moest doen voor zijn achillespees.
Luchten was voor klager zeer belangrijk, daar hij geen activiteiten of een dagprogramma had. De bewaker heeft zich op 20 juli 2010 niet zo bedreigd gevoeld als de inrichting stelt. Betwijfeld wordt of de inrichting op de andere dagen van dag tot dag de
mogelijkheid van luchten heeft bekeken, nu slechts over negen dagen is gerapporteerd. Klager heeft alleen op 24 juli 2010 gelucht. Het is onjuist dat aan klager op 25 juli 2010 en 30 juli 2010 de mogelijkheid is geboden om te luchten.
Hij heeft geen enkele keer afstand van luchten gedaan.
Klager was boos over de weigering van postverzending op 19 juli 2010 en heeft zich geprovoceerd gevoeld door behandelaar B., die hem zei alles met hem te kunnen doen.
Klager heeft gevraagd naar de ‘zwarte lijst’. Daarop is geantwoord dat er geen papieren lijst is, maar dat daarmee een opsomming van namen wordt bedoeld. Het gaat om namen van personen met wie hij niets te maken wilde hebben en van wie hij afstand had
genomen. Onjuist is dat er een toename in dreigementen zou zijn ontstaan vanaf het moment dat hij wist van de overplaatsing. Bot-vervoer wordt nooit tevoren kenbaar gemaakt. Toen men hem kwam ophalen, lag klager nog op bed.
Pas drie maanden na zijn overplaatsing is de vondst van wapens in het plafond van klagers verblijf in de inrichting gemeld. Die wapens zijn niet van klager. Zijn kamer werd iedere dag tijdens het luchten gecontroleerd en schoongemaakt. Bovendien is er
sprake van een massief plafond. Er zijn leugens verteld.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na een reeks van incidenten in vorige inrichtingen is klager in het kader van een crisisplaatsing in de inrichting geplaatst. Gezien zijn gewelddadige voorgeschiedenis is besloten klager eerst te separeren, wat later is omgezet in afzondering. Klager
is
niet groepsgeschikt en is daarom in afzondering gehouden. Hij mocht de verlengingszitting uit veiligheidsoverwegingen niet bijwonen. Daarna zijn de bedreigingen begonnen en kwam er een ‘zwarte lijst’.
Eind juni 2010 heeft klager de longstayindicatie gekregen. Hij is toen verder teruggetrokken in zijn contact. Hij had op een gegeven moment alleen nog minimaal contact met een aantal beveiligers. De gesprekken met de beveiligers betreffen geen
behandelinhoudelijke aspecten. Met geen mogelijkheid kon men weten wat zich in klagers hoofd afspeelde, terwijl dat juist van belang is te weten gezien zijn persoonlijkheidsstoornis en pathologie. Er is toen gekozen voor een meermansbenadering. Dit
bleek helaas geen preventieve werking te hebben om een ernstig incident zoals op 20 juli 2010 te voorkomen. Klager heeft bedreigende uitspraken jegens het personeel gedaan. Zo heeft hij gezegd dat bepaalde personen op de ‘zwarte lijst’ stonden, dat hij
wapens had en dat er medewerkers de inrichting in een ‘body bag’ zouden verlaten. Klager is in die periode ook meer fysiek gaan trainen. Het contact met hem werd steeds moeilijker. Vanaf 20 juli 2010 is de situatie verslechterd. Klager stond neus aan
neus met een medewerker over een te verzenden poststuk. Hij heeft toen gedreigd met de dood en gezegd dat men kennis zal maken met zijn ‘ware ik’. Klager heeft ook bijna dagelijks gezegd dat nu hij naar de longstay moet, hij ook een ‘longstaywaardig’
delict wilde plegen. Het was klager toegestaan om met de beveiliging op de afdeling aan tafeltennis te doen. Klager wilde echter alleen in de sportzaal tafeltennissen.
De medewerker heeft zich tijdens het incident op 20 juli 2010 erg bedreigd gevoeld. De medewerker is erg van slag en voert hier nog steeds gesprekken over. Het werd vanwege de veiligheid van de medewerkers niet verantwoord geacht klager te laten
luchten. Dit werd per dag beoordeeld. Bij klagers deelname aan het verzorgingsmoment werd ingeschat of hij op een verantwoorde manier kon gaan luchten. Klager had niet altijd behoefte aan het verzorgingsmoment. Op 24 juli 2010 heeft klager gewandeld
op
het terrein. Op 25 juli 2010 en 30 juli 2010 heeft klager afgezien van luchten. Er is zorgvuldig gehandeld. De veiligheid van de medewerkers was in het geding. Er was sprake van een noodsituatie en het was onmogelijk om klager alleen contact te laten
hebben met personen die niet op de ‘zwarte lijst’ vermeld staan. Niet behandelaar B. heeft jegens klager bedreigende uitspraken gedaan, maar juist klager jegens B. Besloten is tot overplaatsing van klager, omdat de inrichting voor hem niet de juiste
plek is. Bij het dichterbij komen van de overplaatsingsdatum namen de bedreigingen toe en ging klager meer trainen.
Per toeval zijn in de kamer waar klager verbleef na klagers overplaatsing door de technische dienst zelfgemaakte wapens in het systeemplafond gevonden. Voorheen was de kamer bezet door slechts één andere patiënt. Gezien de pathologie van die andere
patiënt, kunnen de wapens alleen van klager afkomstig zijn.
3. De beoordeling
Inzake het beroep met nummer 11/380/TA overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van de artikelen 34, eerste lid, juncto 32, eerste lid, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting afzonderen en de afzondering verlengen. In de onderhavige beroepszaak is
aan de orde de vraag of de verlengingsbeslissingen van de afzondering in redelijkheid en billijkheid genomen mochten worden. De beroepscommissie acht dit het geval. Hierbij is in aanmerking genomen dat ten aanzien van klager reeds langere tijd sprake
is
van – kort gezegd – onvoorspelbaar fysiek- c.q. verbaal agressief gedrag, persoonlijkheidsproblematiek en een geringe frustratietolerantie. Ten tijde van de bestreden verlengingsbeslissingen was dit nog steeds het geval. Bovendien trad klager steeds
minder in contact met zijn behandelaars waardoor er geen inschatting kon worden gemaakt van klagers toestandsbeeld en verklaarde hij meermalen een delict te zullen plegen. In het licht van het vorenstaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd daarom
niet
tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Inzake beroep met nummer 11/381/TA overweegt de beroepscommissie dat op grond van het verhandelde ter zitting zij de bewering van klager dat er geen sprake was van een noodsituatie niet deelt. De vraag is of het recht op verblijf in de buitenlucht
beperkt kan worden door een noodsituatie.
Op grond van artikel 43, derde lid, van de Bvt heeft een verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste één uur per dag. In beginsel zijn op dit recht geen beperkingen toegelaten. Het recht op luchten is zo fundamenteel dat de
inrichting daarom extra inspanning dient te verrichten om een verpleegde niet te beperken in zijn grondrecht, maar van zijn grondrecht gebruik te kunnen laten maken. Met extra inspanning wordt bedoeld extra personeelsinzet c.q. beveiliging en eventueel
mechanische hulpmiddelen. De beroepscommissie oordeelt dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen het kan voorkomen dat een verpleegde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten.
De beroepscommissie acht aannemelijk dat aan klager op 24 juli 2010, 25 juli 2010 en 30 juli 2010 de mogelijkheid is geboden om te luchten. De beroepscommissie leidt daaruit af dat het niet onmogelijk is gebleken om klager te laten luchten c.q. dat er
sprake was van een dermate voortdurende noodsituatie waardoor de mogelijkheid op luchten niet kon worden geboden. De beroepscommissie is er niet van overtuigd dat onder de gegeven omstandigheden, alle mogelijkheden zijn onderzocht om klager in de
gelegenheid te stellen dagelijks te kunnen luchten, zeker in het licht van de omstandigheid dat klager geen andere activiteiten had. Het beklag dient daarom gegrond te worden verklaard. Dit geldt ook ten aanzien van de klachten van 9 augustus 2010 en
11
augustus 2010, welke klaagschriften zich in het dossier bevinden. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Nu de beroepscommissie niet in staat is de situatie van klager per
dag te beoordelen, zal zij in algemene zin een tegemoetkoming van € 125,= toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep 11/380/TA ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep 11/381/TA gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 125,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.E. Wouda en mr.drs. R.H. Zuyderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 juni 2011
secretaris voorzitter