Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0300/TA, 28 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/300/TA

betreft: [klager] datum: 28 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S. Kessel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 december 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord mr. T.S. Kessel, de raadsman van klager.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij zijn standpunt in beroep toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging op 28 juli 2010 van een aan klager opgelegd afdelingsarrest in verband met een gewelddadig incident in het verleden (1) en een inbreuk op het recht om zijn godsdienst te belijden (2).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het afdelingsarrest is opgelegd naar aanleiding van één specifiek geval, namelijk een incident gericht tegen een sociotherapeut. De betreffende sociotherapeut tergde klager. Klager mocht volgens afspraak na het eten zijn vaat inleveren op de afdeling,
maar de betreffende sociotherapeut weigerde dit. Toen gooide klager zijn bord en bestek op de afdeling. In de periode dat dit gebeurde probeerde de inrichting klager stabiel te krijgen met behulp van medicatie. Het afdelingsarrest duurde maar voort en
ging veel te ver. Er was namelijk een goed alternatief voorhanden. Zo had men de aanwezigheid van de sociotherapeut kunnen melden of had het afdelingsarrest ook niet-geldend gemaakt kunnen worden voor de perioden dat de betreffende sociotherapeut niet
in de inrichting was.
Met voorzetting van het afdelingsarrest is klager het gezamenlijk deelnemen aan het vrijdagmiddaggebed ontnomen. Het is als moslim erg belangrijk om gezamenlijk deel te nemen aan het vrijdagmiddaggebed. Dit versterkt de solidariteit, de broederschap en
het leert om leiderschap te respecteren. Klager had met begeleiding naar het vrijdagmiddaggebed gebracht kunnen worden. Klager kan zich niet herinneren dat hij gezegd zou hebben dat de vloer van de gebedsruimte vies was. De inrichting heeft alleen de
belangen van de sociotherapeut gediend. Klager heeft nu wel spijt van het incident. De dosis Zyprexa is inmiddels aanzienlijk verhoogd en nu gaat het goed met klager.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht. Er is alles aan gedaan om de rechten van klager zoveel mogelijk te waarborgen voor zover dat mogelijk was in het kader
van de orde en veiligheid. Voor het overige wordt verwezen naar het verweer in de beklagprocedure.

3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt het volgende. Er zijn twee incidenten geweest, te weten fysiek geweld tegen een sociotherapeut en fysiek geweld tegen een medepatiënt. Deze incidenten zijn van invloed op het totale behandelingsklimaat. Naar aanleiding hiervan is
eerst een maatregel van afzondering opgelegd, welke is opgeheven en vervangen door afdelingsarrest. Hiertegen richt het beklag zich.
Niet weersproken is dat klager gedurende het afdelingsarrest was toegestaan om activiteiten onder begeleiding te doen. In afwachting van zijn overplaatsing naar een andere kliniek is het afdelingsarrest verlengd. Hierbij heeft het behandelteam
verschillende activiteiten en therapieën aangeboden. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in redelijkheid kunnen beslissen het afdelingsarrest van klager te verlengen. Een minder strikte uitvoering van het
afdelingsarrest, zoals het tijdelijk niet-geldend maken daarvan, ligt in een geval als de onderhavige niet in de rede. Het enkel en alleen reageren door het afdelingsarrest af te stemmen op de aanwezigheid van één persoon kan als neveneffect hebben dat
de aversie tegen die persoon verergert en dat daardoor het behandelklimaat verder wordt aangetast.
Met betrekking tot het belijden van de godsdienst overweegt de beroepscommissie dat er geen sprake is geweest van een belemmering in absolute zin om de godsdienst te belijden. Zo is een alternatieve plaats aangewezen waar klager kon bidden, nu hij
vanwege de omstandigheden niet kon deelnemen aan de gezamenlijke gebedsdienst. Voorts is er geen sprake van een absolute noodzaak om gezamenlijk aan het vrijdagmiddaggebed deel te nemen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de
beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.E. Wouda en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven