Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1446/GB, 28 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1446/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Koopmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Detentiecentrum Zeist ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 juni 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Op 14 maart 2011 is hij overgeplaatst naar het Detentiecentrum Zeist, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat op grond van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) een tweetal inrichtingen is aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk vreemdelingen. Deze
inrichtingen zijn speciaal aangewezen voor de categorie gedetineerden die na het uitzitten van hun strafrechtelijke detentie geen recht hebben op verblijf in Nederland en worden uitgezet. Redengevend voor de beleidsregel is dat de aangewezen
inrichtingen, waaronder de inrichting waar klager thans verblijft, beschikken over expertise ten behoeve van het voorbereiden van de terugkeer van klager naar het land van herkomst. Klager is van mening dat de bedoeling van de beleidsregel is om
vooruitlopend op de einddatum van de strafrechtelijke detentie en de aanvang van de vreemdelingenbewaring over te gaan tot handelingen die bedoeld zijn om de duur van de vreemdelingendetentie te beperken. Reeds nu moet een aanvang worden gemaakt met de
al dan niet vrijwillige uitzetting van klager. Tot op heden is op geen enkele wijze contact opgenomen met klager om een aanvang te maken met zijn uitzetting. Klager begrijpt dan ook de noodzaak van de overplaatsing niet. Nu geen enkele reactie van de
IND is gekomen, is klager ten onrechte overgeplaatst naar een andere inrichting, waarin een heel ander (sober) regime wordt gehanteerd dan in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel waar klager voorheen verbleef.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen geldige verblijfsstatus en zal na detentie worden uitgezet. In artikel 20b van de Regeling wordt aangegeven welke gedetineerden in aanmerking komen voor plaatsing in een inrichting die is aangewezen als inrichting voor de bijzondere
opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Het betreffen strafrechtelijke vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland, in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
Bij
de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts de keuze uit de locatie Esserheem te Veenhuizen bij een strafrestant van meer dan vier maanden en het
Detentiecentrum Zeist bij een strafrestant van minder dan vier maanden. Waar bij een aanbod van meerdere inrichtingen met eenzelfde bestemming het plaatsen in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie zou kunnen zijn, is deze
keuzemogelijkheid
er niet in het geval van plaatsing in deze inrichtingen voor bijzondere opvang. Op het complex van het Detentiecentrum Zeist is de Dienst Terugkeer en Vertrek werkzaam. De opzet is dat de terugkeerfunctionaris van die dienst voorbereidingen treft ten
behoeve van de terugkeer naar het land van herkomst van de betreffende strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling. Op het aangevoerde argument dat er in het Detentiecentrum Zeist tot op heden geen contact is opgenomen met klager kan de
selectiefunctionaris niet reageren. De uitvoerende werkzaamheden van de terugkeerfunctionaris vallen onder de verantwoordelijkheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek.

4. De beoordeling
4.1. Het Detentiecentrum Zeist is aangewezen als een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen met een strafrestant van minder dan vier maanden.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager,
gezien het feit dat hij een ongeldige verblijfsstatus heeft en minder dan vier maanden strafrestant heeft, voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder b, van de Regeling. De
selectiefunctionaris heeft terecht gesteld dat hij geen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de uitvoerende werkzaamheden van de terugkeerfunctionaris. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 28 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven