Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1108/GB, 28 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1108/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Nunnikhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2011 gedetineerd. Op 28 januari 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave, waar een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau gelden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist dat hij lange tijd onvindbaar is geweest. Hij heeft bij zijn moeder een postadres gehad en verder is hij de hele tijd voor zijn detentie telefonisch bereikbaar geweest. Nimmer heeft hij het politieonderzoek gefrustreerd en hij is nooit
op
de vlucht geweest voor de politie.
Voorts is klager het niet eens met het argument dat er een gedegen inventarisatie moet worden gemaakt om het recidiverisico in te schatten. Op basis van de justitiële documentatie is er geen recidiverisico en voorts is er sinds zijn veroordeling niets
meer voorgevallen. Bovendien had de inventarisatie al opgemaakt kunnen worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen in verband met het feit dat de Advocaat-Generaal negatief heeft geadviseerd en het feit dat klager zich lange tijd onvindbaar heeft gehouden voor justitie. Naar aanleiding van een Europees arrestatiebevel is klager uiteindelijk
aangehouden in Tilburg. Klager is veroordeeld voor een ernstig zedendelict en er is sprake van mogelijke slachtofferconfrontatie.
Het is juist dat, gelet op de datum waarop klager de deelnameverklaring heeft getekend, er zeker iets in gang gezet had kunnen worden om een Risc af te nemen. Echter de combinatie van het feit dat klager zich lange tijd onvindbaar heeft gehouden, er
nog
geen gedegen recidiverisico-inventarisatie is gemaakt en het feit dat klager nog maar kort in detentie verblijft, hebben geleid tot de beslissing.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de door het arrondissementsparket Zwolle-Lelystad verstrekte informatie volgt dat klager door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch op 20 november 2008 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vier maanden
voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Omdat klager zich geruime tijd onvindbaar heeft gehouden voor justitie en hij nog een straf moest ondergaan van 449 dagen is door het team executie strafvonnissen een onderzoek ingesteld naar zijn woon-
en/of verblijfplaats. Op 24 januari 2011 is een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd en klager is op 27 januari 2011 aangehouden.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven