Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1811/GV, 23 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1811/GV

betreft: [klager] datum: 23 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij bestrijdt dat hij fraude heeft gepleegd bij de afname van de urine. De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing om het drugsontmoedigingsbeleid onverkort te hanteren en de eerste twee verloven
in te trekken onvoldoende klagers belangen, die zwaar dienen mee te wegen in verband met diens naderende invrijheidstelling, meegewogen. De einddatum detentie is 17 juli 2011. Verwezen wordt naar 10/3448/GV van 27 april 2011. Het belang van een
gedetineerde om zijn terugkeer in de maatschappij te kunnen voorbereiden gaat zwaarder wegen bij een naderende invrijheidstelling.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is in de eerste plaats afgewezen, omdat klager recent is betrapt op het gebruik van drugs. Hierdoor zou hij conform het drugsontmoedigingsbeleid slechts in aanmerking komen voor de helft van het normale verlof. Op de dag
van de beslissing bleek echter uit een nieuwe urinecontrole dat klager verdunde urine had afgegeven, hetgeen wordt aangemerkt als frauderen. Frauderen wordt aangemerkt en op dezelfde wijze behandeld als het gebruiken van harddrugs. Ook bij een
naderende
invrijheidstelling is het gebruiken van drugs niet legitiem. Klager was en is op de hoogte van het drugsontmoedigingsbeleid en had kunnen weten dat het gebruiken en het frauderen gevolgen zou kunnen hebben voor zijn verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn heeft na een positieve score van 255 op cannabis geadviseerd om klager 30 uur verlof te verlenen in plaats van 60 uur verlof.
De Advocaat-Generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening in verband met klagers documentatie, de aard van het delict (geweld/wapens) en het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft geen bezwaar tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 910 dagen, met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van gekwalificeerde diefstal. De fictieve einddatum van
zijn detentie is thans bepaald op 5 juli 2011. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen en vijf dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Het hoger
beroep
in zijn strafzaak is op 20 juni 2011 door het gerechtshof Den Haag inhoudelijk behandeld.

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers aanvraag voor algemeen verlof.

De stukken houden in dat bij een urinecontrole op 10 mei 2011 klagers urine positief is bevonden op het gebruik van cannabinoïden en dat bij een urinecontrole op 6 juni 2011 klagers urine te zeer verdund was - er is een kreatininegehalte van 1.6
gemeten
- om een juiste conclusie te kunnen trekken.
De beroepscommissie is van oordeel dat het bovenstaande in verband met het gehanteerde drugsontmoedigingsbeleid in de inrichting als contra-indicatie kan worden aangemerkt voor verlofverlening en een afwijzing van klagers verlofaanvraag, ook in dit
stadium van zijn detentie, kan rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder c, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven