Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1299/GV, 7 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1299/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft strafonderbreking aangevraagd om bij de geboorte van zijn dochter te zijn. Klagers vriendin is hoogzwanger en is uitgerekend op 6 juni 2011. De delicten waarvoor klager is veroordeeld, zijn
niet
van dien aard dat ze door de maatschappij zijn opgemerkt en ze zijn ook niet in de media geweest. Klagers vermeende slachtoffer kwam tot een aantal maanden geleden nog wekelijks op bezoek bij klager. Het slachtoffer zit inmiddels zelf gedetineerd in
Duitsland voor een aantal jaren. De gepleegde delicten hebben zich drie jaar geleden afgespeeld. Sommigen dateren zelfs uit 2006 en 2007. Klager heeft nooit afspraken geschonden door dingen te doen die de maatschappij in gevaar kunnen brengen of het
niet terugkeren van verlof om de simpele reden dat klager gedurende zijn volwassendetentie nog nooit met verlof is geweest. Klager accepteert de strafonderbreking ook met voorwaarden zoals contactverboden, gebiedsverboden, of een meldplicht bij de
politie. Klager kan wel aantonen dat hij een relatie heeft. Klager en zijn vriendin zijn niet getrouwd en zijn geen samenlevingscontract aangegaan. Klager heeft al twee jaar een relatie en in 2006 hadden klager en zijn vriendin ook al een relatie. Zij
heeft klager ook aangegeven als de vader van het ongeboren kind. Klager heeft ter onderbouwing een zwangerschapsverklaring overgelegd waaruit blijkt dat klager is opgegeven als de vader van het kind. Klagers relatie kan ook bevestigd worden door de
hoofdagent bij de politie Roermond. Klager heeft inderdaad een aantal keren een rapport opgelegd gekregen in de inrichting, maar de laatste keer was zes maanden geleden. Gesteld is dat klager ook algemeen verlof zou kunnen vragen. Dat heeft klager al
eerder aangevraagd en dat is afgewezen door de directeur van de Torentijd. Klager heeft nog nooit verlof gekregen en begrijpt niet waarom mensen die tijdens verlof een delict hebben gepleegd in detentie wel weer verlof krijgen. Het is niet aannemelijk
dat klager iets tijdens zijn verlof zal gaan doen, want hij is over een half jaar vrij. Klager zal alle voorwaarden aanvaarden als hij met verlof mag gaan. Klagers zaak betrof criminelen onder elkaar en geen onschuldige mensen. Er is dan ook geen
sprake
van maatschappelijke onrust. Klager stelt nooit verdacht te zijn van aanranding, of dreigen met een zedendelict of een vuurwapen. Klager is er ook niet voor veroordeeld. Klager heeft daarom ook zijn tenlastelegging meegestuurd, omdat de
advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch nu iets anders beweert.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft als onderbouwing van zijn verzoek om strafonderbreking een zwangerschapsverklaring overgelegd waarbij op geen enkele wijze wordt aangetoond dat het hier gaat om de vriendin van klager of dat klager de vader is van de ongeborene. Echter
lijkt één en ander wel aannemelijk, omdat klager van de persoon die de zwangerschapsverklaring betreft, bezoek zonder toezicht ontvangt. In die zin klopt de opmerking in de bestreden beslissing niet. Daarmee komt deze afwijzingsgrond te vervallen. Het
Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden. Het OM heeft aangegeven dat de aard van de feiten hierin een rol speelt, kans op maatschappelijke onrust en het gevaar voor verstoring van de openbare orde.
Klager heeft een uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat hij aardig vaak in aanraking is geweest met Justitie. Er is sprake van recidive. Ook de directeur van de inrichting waar klager thans verblijft, heeft negatief geadviseerd ten
aanzien van het verzoek om strafonderbreking en geeft daarbij aan dat er sprake is van recidivegevaar en van ongewenst gedrag dat klager gedurende zijn detentie heeft laten zien. In de rapportage van 3 november 2010 wordt hier uitgebreid melding van
gemaakt. Klager heeft zich ernstig misdragen ten opzichte van het personeel, heeft intimiderend gedrag vertoond en verschillende bedreigingen geuit jegens het personeel. Eén en ander heeft ertoe geleid dat klager in de landelijke afzonderingsafdeling
is
geplaatst. Aanwezigheid bij de bevalling is wenselijk, maar niet noodzakelijk. Het gegeven dat klager zich recent heeft misdragen, is zwaar meegewogen. Thans is er geen vertrouwen in een goed verloop van de strafonderbreking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Torentijd te Middelburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s Hertogenbosch heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden gelet op de aard van de feiten. Klager heeft geen enkel respect voor de lichamelijke en persoonlijke integriteit van
een
ander en maakt daarop zonder scrupules inbreuk door die ander te bedreigen, mishandelen of van de vrijheid te beroven, wat niet in de laatste plaats geldt voor de politie waarmee klager in aanraking komt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken
dat het slachtoffer niet alleen van haar vrijheid is beroofd, op een stoel is vastgebonden en met een heet strijkijzer is bewerkt, maar ook dat zij door klager en anderen is aangerand en bedreigd is met verkrachting en met een vuurwapen. Klager is
meermalen ter zake van gewelds- en vermogensdelicten veroordeeld. Het is aannemelijk dat maatschappijbeveiliging een belangrijk element is geweest bij het bepalen van de hoogte van de straf. Kennelijk is het de bedoeling van het hof te ’s-Hertogenbosch
om te zorgen dat klager gedurende zijn detentie geen nieuwe delicten kan plegen. In klagers geval is er een risico van maatschappelijke onrust en gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar en 5 maanden met aftrek, wegens bedreiging en belediging van verbalisanten, wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling, brandstichting van een aan een politiefunctionaris
toebehorende personenauto en het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een goed. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van twee maanden met aftrek en eventueel twee subsidiaire hechtenissen van in totaal 18 dagen. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 december 2011.

Krachtens artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling
zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikel worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.
De beroepscommissie overweegt dat, gelet op de aard en de ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld, het maatschappelijk belang bij het ononderbroken voortduren van de detentie dient te prevaleren. Dit temeer omdat vanwege de reden voor
strafonderbreking van verlof onder begeleiding of bewaking geen sprake kan zijn. Gezien het vorenstaande is de afwijzing door de Staatssecretaris van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze,
bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 7 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven