Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0073/GV, 20 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/73/GV

betreft: [...] datum: 20 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 7 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 20 december 2001 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Hij heeft aangegeven dit standpunt mondeling te willen toelichten. Klagers raadsman heeft namens klager de volgendetoelichting gegeven. De afwijzende beslissing van de Minister is met name gebaseerd op de omstandigheid dat klager zich van augustus 1988 tot oktober 2000 aan zijn detentie heeft onttrokken en het feit dat klager tijdens dezeperiode een nieuw delict heeft gepleegd. De Minister heeft daarom geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Klager verstaat één en ander aldus dat zijn verzoek is afgewezen wegens vluchtgevaar. Klager wenst dit beeld terelativeren. Hij is zes keer in aanmerking gekomen voor het verlaten van de inrichting en is telkens teruggekeerd. Zijn zevende verzoek de inrichting te verlaten – gedaan in verband met de ernstige ziekte van zijn in Turkijewoonachtige zus, aan welke ziekte zijn zus uiteindelijk ook is overleden – werd afgewezen. De eerste de beste keer dat klager na de afwijzende beslissing voor regimair verlof in aanmerking kwam, is hij naar Turkije afgereisd, waarhij langdurig bij familie in een dorpje heeft verbleven. Door klagers verblijf in Turkije verliep zijn Nederlandse paspoort. Vanuit Turkije vroeg hij een nieuw Nederlands paspoort aan dat hij in persoon diende af te halen. Daaropreisde klager met een vals paspoort naar Nederland. Terzake van dit feit werd hij op Schiphol aangehouden, waarna hem de verdere tenuitvoerlegging van de eerder aan hem opgelegde gevangenisstraf wachtte.
Klager is in de Nederlandse samenleving geworteld. Hij zou de rest van zijn leven niet in het buitenland willen doorbrengen. Van enig vluchtgevaar is dan ook geen sprake. De beslissing van de Minister tot afwijzing van zijn verzoekom algemeen verlof is derhalve ten onrechte genomen en dient te worden teruggedraaid.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlenen van bewegingsvrijheid buiten de inrichting wordt in hoge mate bepaald door de verwachting dat een gedetineerde zich goed aan afspraken kan houden en geen misbruik zal maken van de geboden vrijheid. De Minister is, methet openbaar ministerie, van mening dat klager niet aan dit verwachtingspatroon voldoet. Klager is van augustus 1988 tot oktober 2000 ontvlucht geweest en heeft tijdens deze periode zelfs een nieuw strafbaar feit gepleegd. Klagerheeft het in hem gestelde vertrouwen – hij kwam door middel van regimair verlof in aanmerking voor het tijdelijk verlaten van de inrichting – op ernstige wijze beschaamd. Het verzoek om voor algemeen verlof in aanmerking te komen,is dan ook afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis te Alphen aan den Rijn staat positief tegenover het toestaan van het gevraagde verlof.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlofadres.
Het openbaar ministerie adviseert het gevraagde verlof niet te verlenen en wijst in dit verband op de omstandigheid dat klager zich ongeveer 26 maanden aan zijn detentie heeft onttrokken.

3. De beoordeling
Klager heeft een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek ondergaan wegens overtreding van de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De v.i.-datum viel op 25 november 2001. Klager ondergaat thans 365 dagen subsidiairehechtenis. De einddatum is bepaald op 25 november 2002.

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat zij zich op basis van de voorhanden zijnde stukken voldoende voorgelicht acht om tot een beslissing te kunnen komen. Zij wijst klagers verzoek om het beroepschrift mondeling te mogen toelichten danook af.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich van 3 augustus 1988 tot 4 oktober 2000 heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf door niet terug te keren van een aan hem verleend regimairverlof. Op laatstgenoemde datum werd hij op Schiphol aangehouden omdat hij met een vals paspoort reisde. Wat van dat laatste ook zij, vast staat dat klager zich langdurig aan de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken.Hiermee is gebleken van onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken en is het vermoeden gerechtvaardigd dat klager zich tijdens een verlof opnieuw aan zijn detentie zal onttrekken.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 20 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven