Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1187/GA, 6 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1187/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 april 2011 van de beklagcommissie bij de gevangenis BGG (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman en [...], de directeur van de gevangenis BGG.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. (nr. 183) de oplegging van een ordemaatregel van 1 dag afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (16 januari - 17 januari), wegens onderzoek naar een voorbereiding van een ontvluchting;
2. (nrs. 170 en 184) de oplegging van een ordemaatregel van 7 dagen afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (17 januari - 24 januari), wegens onderzoek naar een voorbereiding van een ontvluchting;
3. (nr. 188) de oplegging van een ordemaatregel van 14 dagen afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (24 januari - 7 februari), in afwachting van overplaatsing naar de EBI;
4. (nr. 302) de oplegging van een ordemaatregel van 14 dagen afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (7 februari - 21 februari), in afwachting van overplaatsing naar de EBI;
5. (nr. 384) de oplegging van een ordemaatregel van 14 dagen afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (21 februari - 7 maart), in afwachting van overplaatsing naar de EBI en
6. (nr. 460) de oplegging van een ordemaatregel van 14 dagen afzondering, ten uitvoer gelegd op de LAA (7 maart - 21 maart), in afwachting van overplaatsing naar de EBI.

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn twee verschillende GRIP-rapportages, namelijk van 3 februari 2011 en van 15 maart 2011.
Alles wat er in de rapportages staat is onzin. Door medegedetineerde S. is iets met medegedetineerde O. besproken. S. heeft gezegd dat klager met geweld zou willen ontsnappen. S. is een oplichter. S. en O. hadden een probleem met elkaar. S. wilde van
O.
af zijn en heeft daarom de ontsnapping verzonnen. Klager is erbij betrokken geraakt omdat hij tegen O. heeft gezegd dat S. een oplichter is. S. was daarbij aanwezig.
Voor wat betreft het aangetroffen zakje waarin medicijnen hebben gezeten en waarvan gewag wordt gemaakt in de Grip-rapportage: Een medegedetineerde heeft van de inrichting hartmedicijnen voorgeschreven gekregen. Hij vertrouwde dit echter niet helemaal
en heeft klager gevraagd de medicijnen door zijn familie te laten checken. Klager was dit echter vergeten, waardoor de zakjes maanden open en bloot op zijn cel hebben gelegen. Ineens werden deze gezien als bewijsmateriaal in het kader van een
ontsnappingsvoornemen. Op basis van het eerste rapport vond het SAC-EBI dat er te weinig informatie voorhanden was. Vervolgens kwam men dus ineens met informatie die nergens op sloeg.
Men heeft er zeven dagen over gedaan om onderzoek te doen. Vervolgens werd klager verteld dat hij horizontaal zou worden overgeplaatst of dat hij zou worden teruggeplaatst. Plotseling volgde echter de LAA-verlenging. Men volgt het GRIP blindelings.
Het GRIP spreekt bovendien van twee verhalen. Het eerste verhaal heeft betrekking op andere gedetineerden en spreekt van gevonden spullen, maar klagers naam wordt uitsluitend in het tweede verhaal genoemd. Klager heeft niets met die gevonden spullen te
maken en dat wordt onderschreven door het GRIP-rapport. Toch worden deze spullen steeds genoemd als grond voor de afzondering en de EBI-plaatsing. Van het horen van klager is bij de verlengingen in feite geen sprake geweest. De directeur had de
beschikkingen al bij zich.

Namens klager wordt nog gevraagd of er onderzoek is gedaan naar het personeelslid dat bij de voorbereidingen zou zijn betrokken. Voorts geeft klagers raadsman nogmaals aan dat de GRIP-rapportages verschillen bevatten. In het ene rapport zou klager
willen ontsnappen door het innemen van medicijnen die een bezoek aan het ziekenhuis noodzakelijk zouden maken en in het andere rapport zou klager willen ontsnappen via de buitenmuur van de inrichting.
Het betreft een magere zaak die niet had mogen leiden tot de afzondering van klager. Er is bovendien sprake van een dubieuze informant.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. S. is inderdaad één van de informanten. Uit een brief van de selectiefunctionaris is gebleken dat de informatie van de informant niet betrouwbaar
is
gebleken. Daarmee zal hoogstwaarschijnlijk op S. worden gedoeld. De directeur had al enige twijfel over de verklaring van S. Het GRIP heeft vervolgens echter een grootschalig onderzoek uitgevoerd waarin bevestigingen van de verklaring van S. werden
gevonden. Dit onderzoek bestond onder meer uit het terugluisteren van telefoongesprekken gevoerd door gedetineerden. Bij de verlengingen heeft de directeur klager wel gesproken, al zal het wel kort zijn geweest. Het kan wel kloppen dat de directeur bij
dat horen de beslissingen tot verlenging van de maatregel al bij zich had.
In eerste instantie is klager voor onderzoek in afzondering geplaatst. Vervolgens werd deze afzondering op grond van informatie van het GRIP verlengd. Toen er een plaatsing in de EBI werd geadviseerd is de afzondering weer verlengd, dit in afwachting
van de beslissing van de selectiefunctionaris.
De directeur is ervan overtuigd dat er ontsnappingsplannen waren. Er zijn immers spullen gevonden. Daarom volgde er een onderzoek, waaruit al snel vijf gedetineerden naar voren kwamen. De directeur moet dan maatregelen nemen, hij kan niet het risico
lopen dat het misgaat. De afweging is dan het zekere voor het onzekere te nemen. De gevonden spullen waren de aanleiding voor het onderzoek waaruit klagers naam naar voren kwam, reden waarom dit steeds met klager in verband wordt gebracht.
Bij de gedetineerden was bekend dat M, een medegedetineerde wiens naam ook uit het onderzoek naar voren kwam, zou worden uitgeleverd. Deze uitlevering zou echter nog een paar weken op zich laten wachten, door de tip van het ontsnappingsvoornemen is de
uitlevering echter versneld. Er is onderzoek gedaan naar het personeelslid dat door de informant is genoemd. Uit dat onderzoek is gebleken dat de informatie van de informant niet klopte.

3. De beoordeling
De beklagen met kenmerknummers 170 en 184 betreffen dezelfde beslissing, namelijk de oplegging van een ordemaatregel van 7 dagen afzondering ten uitvoer gelegd op de LAA van 17 januari tot 24 januari. Deze beklagen zullen dan ook worden behandeld als
één beklag.

Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw dient een gedetineerde alvorens de beslissing tot oplegging van een plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan door de directeur wordt genomen, in de gelegenheid te worden gesteld te worden
gehoord. Naar het oordeel van de beroepscommissie is komen vast te staan dat in ieder geval bij een aantal verlengingen van de ordemaatregel tot afzondering klager niet of althans, gelet op de ingrijpendheid van de beslissingen, niet in voldoende mate
is gehoord. De directeur had de bestreden beslissingen al bij zich en dus de beslissing al genomen voordat met klager was gesproken. Hierdoor heeft er bij de beoordeling van de noodzaak van de verlengingen telkens geen zorgvuldige belangenafweging
plaats kunnen vinden. De beroepscommissie zal het beroep dan ook in zoverre gegrond verklaren en een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie nog als volgt. Op grond van de beschikbare informatie - te weten de informatie van het GRIP, klagers detentiegeschiedenis, het gevonden materiaal en de lengte van de straf van klager - zijn de beslissingen om
klager af te zonderen en deze maatregel telkens te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Dat nadien is gebleken dat een deel van de informatie waarop de beslissingen waren
gebaseerd, namelijk de informatie van een medegedetineerde/informant, onbetrouwbaar was, doet hier niet aan af.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder 1 ongegrond en het beroep voor het overige gegrond. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagen - met uitzondering van het beklag onder 1 - alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven