Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2141/GA, 6 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2141/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2010 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2010, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord.

De directeur van de p.i. Breda heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 3 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met televisie, wegens het aantreffen van een vloeistofhoudende substantie met een alcoholgeur op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming toegekend van € 22,50.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Volgens artikel 3, vierde lid, Pbw wijst de Minister van Justitie (Minister) een of meer personen aan als plaatsvervanger van de directeur. Uit de MvT bij de Pbw, hoofdstuk 6 onder d, is uitdrukkelijk vermeld dat de plaatsvervangend directeur evenals
de
directeur een algemene beheersbevoegdheid heeft. Strijdigheid met de bedoeling van de Pbw blijkt volstrekt niet.
Op grond van deze bevoegdheid heeft de Minister op 14 januari 2010 tijdelijk [A] toegevoegd aan het MT (de directie) van de p.i. Breda en hem expliciet aangewezen als plaatsvervanger van de directeur met een algemene beheerstaak als bedoeld in artikel
3, derde lid, van de Pbw. Bij besluit van 13 juli 2010 is deze bevoegdheid van de heer van Gils verlengd.

Ingevolge artikel 51 Pbw heeft de directeur, niet zijnde vestigings- c.q. algemeen directeur, de bevoegdheid tot het opleggen van straffen en deze bevoegdheid kan aan een daartoe benoemde plaatsvervanger worden gegeven. De heer [A] dient functioneel
gelijk te worden gesteld aan een directeur. Het besluit van de Minister van 14 januari 2010 vermeldt dat een viertal beslissingen exclusief aan de directeur zelf blijven voorbehouden. Het opleggen van disciplinaire straffen staat daar niet bij.
Zorgvuldigheidshalve is in de beschikking vermeld dat de door de heer [A] opgemaakte beslissingen tot het opmaken van disciplinaire straffen worden besproken met de directeur, hetgeen ook gebeurt.
De heer [A] is hoofd van het Penitentiaire Coördinatie en Trainingscentrum (PCT) van de p.i. Breda. Een centrum van waaruit gedetineerden worden begeleid in hun penitentiaire programma’s. Hij is dus geen afdelingshoofd sec die binnen een inrichting
werkzaam is. Dit blijkt ook uit de afwijkende inschaling, afdelingshoofd schaal 9 en hoofd PCT schaal 10. De heer Van [A] heeft al geruime tijd een artikel 3 bevoegdheid vanuit zijn huidige functie. Op basis hiervan en op basis van het feit, dat hij
als
functionaris buiten de inrichting zijn werkzaamheden verricht heeft de directie overwogen hem te laten aanwijzen als plaatsvervanger. Hij heeft voldoende afstand tot de werkvloer zodat hij een objectief besluit kan nemen op basis van de voorhanden
zijnde informatie en het horen van gedetineerden. In het vierde lid van het aanwijzingsbesluit staat vermeld dat de beslissingen worden besproken.
De uitspraak van de beklagcommissie dient vernietigd te worden en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de celcontrole wilde het personeel eerst een rapport geven voor het aantreffen van een radio. Deze stond er echter al toen klager op deze cel werd geplaatst.
Ze roken alcohol en toen hebben ze daarvan een rapport opgesteld. De ventilator is er zo maar aan toegevoegd.

3. De beoordeling
Vast staat dat de aan het beklag ten grondslag liggende disciplinaire straf is opgelegd door het hoofd PTC/PIA.
In een eerdere uitspraak 10/1691/GA en 10/1745/GA 9/1677/TB van 3 januari 2011 heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de heer Van [A] als plaatsvervanger van de directeur bevoegd was een disciplinaire straf op te leggen. De daarbij genoemde
omstandigheden waren eveneens van toepassing tijdens het opleggen van de disciplinaire straf, waarvan beroep.

Het beroep van de directeur is derhalve in zoverre gegrond.

Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt.
Uit de mededeling (als bedoeld in artikel 58 van de Pbw) van de opgelegde disciplinaire straf blijkt dat die straf is opgelegd omdat bij de controle van klagers cel een vloeistofhoudende substantie is aangetroffen die naar alcohol rook. Nu niet is
gebleken dat (enig) onderzoek is gedaan naar de samenstelling van die vloeistofhoudende substantie is niet komen vast te staan dat het om contrabande gaat. Het beklag zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend
van
€ 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven