nummer: 11/1343/GV
betreft: [klager] datum: 15 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C.J. Lina, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 april 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan klager is de mogelijkheid geboden een woning te bezichtigen. Klager heeft een groot belang bij bezichtiging van de woning aangezien zijn eigen woning gesloopt zal worden. Klager heeft een woonadres
nodig en bij toewijzing van de te bezichtigen woning zal klager over woonruimte kunnen beschikken. Het feit dat klagers einddatum van de detentie is gesteld op december 2012 kan geen valide onderbouwing zijn van de weigering van de bezichtiging. Klager
krijgt immers de kans een woning te bezichtigen en als klager van deze alternatieve woonruimte geen gebruikt maakt is zijn recht op toewijzing van een woning niet meer uit te oefenen en zal klager bij beëindiging van de detentie verstoken zijn van
woonruimte. De woonruimte is ook nodig in verband met de fasering waarbij klager te zijner tijd in aanmerking komt voor een open inrichting.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gebleken is dat klager voor zijn detentie in een huis woonde dat over enkele maanden gesloopt gaat worden. Klager krijgt van de woningbouwstichting vervangende woonruimte aangewezen. Namens de directeur is er contact geweest met de woningbouwstichting.
Deze heeft aangegeven bekend te zijn met de detentiesituatie van klager en geeft aan dat het voor klager geen gevolgen heeft als hij deze woning niet zou krijgen. Ook zou klager iemand kunnen machtigen, daarvan wil hij echter niets weten. Gelet op het
feit dat klager niet noodzakelijk persoonlijk aanwezig hoeft te zijn en gelet op de duur van zijn detentie tot december 2012 is conform het advies van de directeur negatief beslist op de aanvraag. Tevens is in de rapportage opgenomen dat klager, mocht
hij in aanmerking komen voor plaatsing in een beperkte beveiligde inrichting, hij tijdens zijn verlof voldoende mogelijkheden heeft om één en ander te regelen.
Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens deelneming aan een criminele organisatie, diefstal en diefstal onder strafverzwarende omstandigheden. Aansluitend dient hij nog drie gevangenisstraffen van in totaal 25 maanden met
aftrek te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 augustus 2012. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 15 dagen en 141 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften en in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het namens klager aangevoerde geen noodzaak volgt om hem op dit moment incidenteel verlof te verlenen. De beroepscommissie wijst erop dat de woningbouwvereniging aan de inrichting heeft laten weten dat klager
zich voor de bezichtiging van de woning kan laten vertegenwoordigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 15 juni 2011
secretaris voorzitter