nummer: 10/3922/GA
betreft: [klager] datum: 14 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,
gericht tegen een uitspraak van 20 december 2011 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het ingesloten worden tijdens het uitvallen van de activiteit Arbeid.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kreeg geen toen geen werk aangeboden in verband met zijn gemoedstoestand. Bij de beklagcommissie is dat niet besproken. Omdat klager vanwege zijn gemoedstoestand uitgesloten werd van de arbeid, werd hij op die momenten ingesloten. Hij kreeg dan
wel zijn arbeidsloon doorbetaald. Klager moest werken in een prikkelarme omgeving. Omdat de inrichting die niet kon aanbieden, is klager uiteindelijk tijdelijk van de arbeid gehaald. Daarna werkte hij incidenteel bij de afdelingsreiniging. De
uitspraken
van beroepscommissie geven aan dat er aan de gedetineerden bij uitval van de activiteit arbeid een redelijk alternatief geboden zou moeten worden. De inrichting voldoet daaraan door doorbetaling van loon aan te bieden. Momenteel wordt geprobeerd om te
voorkomen dat mensen twee dagen na elkaar niet kunnen deelnemen aan de arbeid. Omdat er in augustus 2010 een krappe personeelsbezetting was, is aan klager toen mogelijk geen extra luchtmoment geboden. Die krapte ontstond door ziekmeldingen van het
personeel en een vacature op de afdeling Arbeid.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Niet is door de directeur weersproken dat de activiteit arbeid, in ieder geval in de maand augustus 2010, met enige regelmaat is uitgevallen en dat klager tijdens die arbeidstijd is ingesloten in de verblijfsruimte. Eventuele redenen voor die
(onvermijdelijke en onvoorzienbare) uitval van de activiteit zijn door de directeur onvoldoende aannemelijk gemaakt, terwijl ook niet is gebleken van enig onderzoek naar de mogelijkheid van het aanbieden van enige vorm van compensatie voor die uitval
aan klager. Gelet daarop kan hetgeen in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard
met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.
Waar de directeur heeft aangegeven dat in dit geval klager in verband met zijn gemoedstoestand niet heeft mogen deelnemen aan de arbeid en om die redenen kon worden ingesloten tijdens de arbeidstijd, slaagt dit verweer – bij gebreke aan enige nadere
feitelijke onderbouwing – niet.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 juni 2011
secretaris voorzitter