Nummer: 11/771/GB
Betreft: [klager] datum: 14 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder b, van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna:de Regeling) (gevangenis) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 20 november 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Lelystad. Op 25 juni 2011 is hij overgeplaatst naar de bovenvermelde gevangenis van de p.i. Ter Apel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers fictieve einddatum is over ruim drie jaar. Er is geen enkele noodzaak om klager nu reeds naar Ter Apel over te plaatsen. Voorts worden niet alle niet rechtmatig in Nederland verblijvende gedetineerden overgeplaatst naar Ter Apel of Zeist. Er is
sprake van willekeur. De beslissing tot overplaatsing kan niet los worden gezien van een bepaald incident waarvoor klager disciplinair is gestraft. Er is sprake van een strafoverplaatsing.
Klager is tevoren niet gehoord en er is geen rekening is gehouden met zijn bezoek dat uit de omgeving van Lelystad en Amsterdam komt.
Artikel 8, tweede lid, van het EVRM is geschonden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van informatie van het politiekorps Flevoland van 1 december 2009 inhoudende dat uit de vreemdelingenadministratie is gebleken dat klager niet rechtmatig in Nederland verblijft, is klager geselecteerd voor de p.i. Ter Apel, die is aangewezen
als inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Achteraf gezien is de selectie van klager voor p.i. Lelystad niet juist geweest. Op het moment van de selectie had al bekend kunnen zijn dat klager na zijn detentie geen rechtmatig
verblijf
in Nederland meer heeft. In verband met het strafrestant van meer dan vier maanden is er slechts keuze mogelijk tussen Veenhuizen en Ter Apel. Plaatsing in de buurt van de woonplaats is derhalve geen optie.
Uitvoering van het beleid om voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen een specifieke locatie aan te wijzen bij een strafrestant van meer dan vier maanden, weegt zwaarder dan mogelijke problemen ten aanzien van de reisafstand voor het bezoek.
Niet
is gebleken dat er sprake zou zijn van medische gronden die het voor klagers partner niet mogelijk zouden maken om naar Ter Apel te reizen.
4. De beoordeling
4.1. De p.i. Ter Apel is aangewezen als inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b,
tweede
lid aanhef en onder b, van de Regeling.
4.2. Door de selectiefunctionaris is gesteld, en dit is namens klager niet betwist, dat klager tot ongewenst vreemdeling is verklaard en na afloop van zijn vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Bovendien heeft klager een
strafrestant van meer dan vier maanden. Voor dergelijke gedetineerden zijn de locaties Esserheem en Norgerhaven te Veenhuizen en de p.i. Ter Apel bestemd.
Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Het feit dat het voor klagers partner en kind lastiger zal zijn klager in Ter Apel te bezoeken in verband met de reisafstand, is niet als een
dergelijke bijzondere omstandigheid aan te merken.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan naar het oordeel van de beroepscommissie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 juni 2011
secretaris voorzitter