Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0307/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/307/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2011 van de beklagcommissie bij de p.i. Zwolle, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en [...], directeur, en [...], juridisch medewerker, bij de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen ingaande op 9 december 2010.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 6 december 2010 kreeg het personeel een melding van medegedetineerde N. dat klager een mesje gemaakt zou hebben van scheermesjes. Er zijn vervolgens kapotte scheermesjes op klagers cel aangetroffen en klager is een disciplinaire straf opgelegd.
Medegedetineerde N. is overgeplaatst naar een andere afdeling.
Na afloop van de straf is klager teruggekeerd naar de afdeling. Medegedetineerde Van Z. meldde vervolgens dat klager dreigende uitlatingen deed. Klager wilde weten wie hem verraden had. Twee afdelingshoofden hebben een onderzoek ingesteld en met
medegedetineerden gesproken. De medegedetineerden bevestigden dat klager dreigende uitspraken heeft gedaan die inhielden dat hij de persoon, die hem verraden had, wilde pakken.
In verband met het eerder aangetroffen wapen, de gespannen situatie op de afdeling, het gevaar voor escalatie en de dreigende uitspraken van klager, is klager in verband met de orde en de veiligheid in de inrichting een ordemaatregel van afzondering
opgelegd. Er diende nader onderzoek te worden ingesteld.
Hij is niet afgezonderd in de eigen verblijfsruimte, omdat er dan nog de mogelijkheid van mondeling contact (via de deur of een raam) zou zijn met medegedetineerden.
Klager ontkende dat hij dreigementen had geuit. Anderen zijn niet afgezonderd omdat zij geen dreigementen hebben geuit. Toen bleek dat er geen andere incidenten meer hadden plaatsgevonden op de afdeling, de medegedetineerden N. en Van Z. waren
overgeplaatst en dat het ingestelde onderzoek geen resultaat opleverde, is klagers afzondering beëindigd.
De afzondering is aangevangen op donderdagavond. Vrijdag was het onderzoek nog niet afgerond. Maandagochtend is het onderzoek gecontinueerd en toen bleek dat daar verder niets uitkwam, is de afzondering die dag beëindigd.
Klager is teruggeplaatst naar dezelfde afdeling - de medegedetineerden N. en Van Z. waren immers al overgeplaatst naar een andere afdeling - en de directeur heeft geen voorstel gedaan om klager extern over te plaatsen. Het contact tussen de directeur
en klager is goed. Inmiddels is klager overgeplaatst, omdat hij dat zelf wenste.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft toegegeven dat hij het mesje op cel had. Het gerucht is verspreid door de medegedetineerden N. en Van Z. Zij zijn neven van elkaar. Klager heeft geen bedreigingen geuit. Hij had ook afgezonderd kunnen worden in de eigen verblijfsruimte.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat voorafgaand aan de onderhavige ordemaatregel klager een disciplinaire straf is opgelegd in verband met het aantreffen van een zelf gefabriceerd mes in zijn verblijfsruimte. De mededeling van een medegedetineerde dat
klager vervolgens gedreigd heeft dat hij degene, die hem verraden had, wilde ‘pakken’, is onderzocht door twee afdelingshoofden die medegedetineerden hebben gehoord. De medegedetineerden hebben bevestigd dat klager dreigende uitspraken heeft gedaan.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting volgt dat de directeur in verband met de gespannen sfeer op de afdeling, het gevaar voor escalatie en de gestelde dreigementen van klager, waarnaar nader onderzoek diende te worden verricht, in verband met
de
orde en veiligheid in de inrichting klager de betreffende ordemaatregel heeft opgelegd.
Door de directeur is verklaard dat medegedetineerden N. en Van Z. geen ordemaatregel is opgelegd, omdat niet is gesteld dat door hen dreigementen zijn geuit.
Zodra bleek dat het onderzoek verder niets opleverde en er geen sprake meer was van een gespannen sfeer op de afdeling is de ordemaatregel na vier dagen beëindigd. Klager is vervolgens teruggeplaatst naar zijn afdeling - de medegedetineerden N. en van
Z. waren al overgeplaatst - en hem is verder geen disciplinaire straf opgelegd. De directeur heeft ook geen voorstel gedaan om klager extern over te plaatsen.
Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat niet is gebleken dat de directeur bij de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldigheid in acht zou hebben genomen. Gelet op de spanning op de
afdeling, de dreigende escalatie en de informatie waarover de directeur toen beschikte, kan zijn beslissing om de onderhavige ordemaatregel te treffen niet als onredelijk, onbillijk en/of disproportioneel worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven