Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1521/GV, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1521/GV

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J. Hes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. C.J. Hes om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof teneinde de crematie van zijn opa te kunnen bijwonen dan wel afscheid van hem te nemen, afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is niet zorgvuldig tot stand gekomen. Niet alle feiten en omstandigheden zijn meegewogen. Klager heeft zijn opa al heel lang niet kunnen zien in verband met de ziekte van zijn opa en
klagers detentie.
Klager is al zeer lang gedetineerd en heeft nog enige tijd voor de boeg. Afscheid nemen is heel belangrijk voor hem, omdat hij hiertoe de komende jaren niet in staat zal zijn.
Er is nog geen zekerheid omtrent drugsgebruik door klager. Er is nog onderzoek gaande. Het gaat om slaap- c.q. kalmeringstabletten. Klager stelt dat hij die niet heeft gebruikt. Hij denkt dat zijn urine is verwisseld met die van iemand anders. Zonder
nadere onderbouwing is aangegeven dat klager drugs en gedragsbeïnvloedende middelen gebruikt.
De inrichting heeft een positief advies gegeven ondanks de opmerking van de selectiefunctionaris dat klager verbaal agressief zou zijn naar het personeel. Kennelijk is dit niet ernstig geweest.
Van het Bureau Selectie- en Detentiebegeleiding (BSD) is begrepen dat slechts het Openbaar Ministerie (OM) een negatief advies heeft gegeven.
Daarnaast is klager zeer jong en verblijft hij al sinds zijn veertiende jaar in detentie dan wel in een gesloten setting. Dit is zeer zwaar en leidt zo nu en dan tot frustraties zoals nu hij geen afscheid mag nemen van zijn opa.
Uit de beslissing blijkt niet dat er sprake is geweest van een belangenafweging in de zin van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing is tot stand gekomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Verzocht wordt om vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15 van de Awb.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In beroep worden als gronden aangevoerd schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Ten aanzien van het zorgvuldigheidsbeginsel merkt de selectiefunctionaris op dat uit de adviesrapportage is
gebleken dat klager meerdere malen disciplinair is bestraft voor gedragsbeïnvloedende middelen, agressie en het zich niet houden aan de regels en instructies. Tijdens een transport naar het Pieter Baan Centrum heeft klager zich dermate ernstig
misdragen
dat het transport is afgelast. Uit de rapportage blijkt voorts niet dat klager contact met zijn opa onderhield en is er geen aanvraag voor een verlof in het kader van omgekeerd bezoek ingediend. Dat de directeur een positief advies uitbrengt is
opmerkelijk. Desondanks is het een advies en is de selectiefunctionaris verantwoordelijk voor de te nemen beslissing.
De beslissing is voldoende onderbouwd. Daarbij komt dat klager op de hoogte is gesteld van het advies en zich akkoord heeft verklaard met de inhoud hiervan.
In het kader van het evenredigheidsbeginsel wordt het volgende opgemerkt. Het negatieve besluit kan zeer ingrijpend en verstrekkend zijn. De belangenafweging die heeft geleid tot dit besluit zijn de feitelijkheden van klagers onbetrouwbare gedrag.
Klager gaat hier zeer ver in, mede gelet op het incident rond het transport. Er is geen vertrouwen gevonden in een goed verloop van een begeleid incidenteel verlof.
De beslissing en de gebruikte afwegingsgronden kunnen niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag van een begeleid incidenteel verlof met de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlofverzoek van klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft niet eerder dan op vrijdag 20 mei 2011 kennis genomen van het beroep. Op basis van de op vrijdag ontvangen stukken is gekeken of de zaak zich op voorhand leende voor toewijzing van het verzoek. Dit was niet het geval.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 73 maanden met aftrek, wegens onder meer diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 september 2013. Aansluitend dient klager eventueel 101 dagen gijzeling op grond van
de Wet Terwee te ondergaan.

Op grond van artikel 21 juncto 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan aan een gedetineerde verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een grootouder.

Klager is blijkens het reintegratieplan TR tijdens de uitvoering van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) weggelopen tijdens een begeleid verlof. Gedurende de periode van onttrekking heeft klager bovendien meerdere delicten
gepleegd, waarvoor hij thans gedetineerd is. Klagers huidige detentie wordt blijkens het advies van de directeur van de locatie Zuyder Bos gekenmerkt door ontoelaatbaar gedrag en het overtreden van de regels.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de locatie Zuyder Bos, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Voor zover namens klager wordt verzocht om een vergoeding van de kosten van het beroep, geldt dat de Pbw een dergelijke voorziening niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven