Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2823/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2823/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 september 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Arnhem Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting Hoogeveen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het uit de fouillering halen van een ventilator en het afgeven daarvan aan een andere gedetineerde.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – schriftelijk – toegelicht. Klager heeft in het klaagschrift ten onrechte vermeld dat het feit waarover hij klaagde zou hebben plaatsgevonden op 7 juni 2010.
Klager heeft op 25 juni 2010 gezien dat zijn ventilator in de verblijfsruimte van een medegedetineerde stond. Klager noemde de datum van 7 juni 2010 omdat toen zijn ventilator in de fouillering was geplaatst.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager op 25 juni 2010 heeft willen klagen over het feit dat zijn ventilator toen uit zijn fouillering zou zijn gehaald en zou zijn afgegeven aan een medegedetineerde. Gelet daarop had klager in
zoverre
ontvangen moeten worden in zijn beklag.

Ten aanzien van dat beklag stelt de beroepscommissie het volgende vast. Op 7 juni 2010 is bij klager, zo blijkt uit de reactie van de directeur tegenover de beklagcommissie en uit de onderliggende dossierstukken, in diens verblijfsruimte een ventilator
aangetroffen die daar niet aanwezig had mogen zijn. Die ventilator is toen uit klagers verblijfsruimte verwijderd. Daargelaten de vraag of aan alle formaliteiten met betrekking tot die verwijdering is voldaan, waarover overigens niet wordt geklaagd, is
voldoende aannemelijk geworden dat die betreffende ventilator eigendom was van de inrichting en mitsdien niet in klagers fouillering kan zijn geplaatst. Gelet daarop is er bij het aan een medegedetineerde verstrekken van een ventilator geen sprake van
een jegens klager genomen beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager kan daarom – zij het om andere redenen – niet worden ontvangen in zijn beklag. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot
een
andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal, met wijziging van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven