Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1584/GV, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1584/GV

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 mei 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager dient de verzorging van zijn ernstig zieke levenspartner op zich te nemen
voor de duur van 14 dagen. Dit vanwege het feit dat er geen andere personen zijn die voor haar kunnen zorgen. Tevens dient klager zorg te dragen voor de zwakbegaafde zoon van zijn echtgenote. Alhoewel klagers echtgenote thuis is, wil dit niet zeggen
dat
zij ook daadwerkelijk voor haar zwakbegaafde zoon en zichzelf kan zorgen. Uit de lijst met medicatie blijkt dat klagers partner zich in verband met haar bloeddruk niet op mag winden en elke vorm van stress dient te vermijden ter voorkoming van een
nieuwe opname in het ziekenhuis. Het is van groot belang dat zij zich geen zorgen hoeft te maken over de huishouding, zichzelf en haar zwakbegaafde zoon. Overigens kan van de 22-jarige werkeloze zoon niets verwacht worden. Hij is feitelijk vrijwel
nooit
aanwezig en draagt op geen enkele wijze bij aan het gezin. Het is van groot belang dat klager gedurende 14 dagen ervoor kan zorgen dat zijn partner de rust krijgt die zij nodig heeft, klager alles omtrent de verzorging van zijn partner en de
zwakbegaafde zoon kan regelen totdat zijn partner hiertoe weer in staat is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met het feit dat zijn partner in het ziekenhuis ligt vanwege een hartinfarct. Ten tijde van de aanvraag was nog niet duidelijk hoe lang klagers partner in het ziekenhuis moest blijven. Klager en
diens partner wonen samen met een zoon van 22 jaar, een zoon van 18 jaar en een zoon van 6 jaar. Er is contact gezocht met het Bureau Medische Advisering (BIMA). Zij hebben contact gehad met de behandelend arts assistent Cardiologie. In de brief van
BIMA, wordt aangegeven dat klagers vrouw op 25 mei 2011 waarschijnlijk naar huis mag gaan. Zij adviseren negatief met betrekking tot strafonderbreking. Vanwege het feit dat BIMA negatief adviseert, klagers partner zeer snel thuis komt en kinderen heeft
die in staat moeten worden geacht op enige manier haar te ondersteunen, is het verzoek afgewezen. Klager verblijft in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) waarbij hij ieder weekend regimair verlof geniet en hiermee in de gelegenheid is
zijn
vrouw te ondersteunen. Er zijn geen argumenten aangevoerd die het aannemelijk maken dat klager de enige is die in staat moet worden geacht voor de zwakbegaafde zoon van 18 jaar te kunnen zorgen. Er is immers nog een werkloze zoon van 22 jaar thuis die
zijn moeder kan ondersteunen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie het Keern te Hoorn heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
Het BIMA heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 7 jaar met aftrek, wegens het plegen van moord. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 2 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te
ondergaan. Klagers einddatum valt op of omstreeks 17 juli 2012.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor onder meer de verzorging van een ernstig zieke levenspartner.
Door klager is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor de verzorging van zijn vrouw strafonderbreking noodzakelijk is. Van belang is hierbij het negatieve advies van het BIMA en het feit dat klager thans in een z.b.b.i. verblijft waarbij hij wekelijks
regimair verlof geniet. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven