Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3493/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3493/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2010 van de \beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. R. Delgado, en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de p.i. Hoogeveen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van softdrugs, terwijl het de
tweede positieve uitslag binnen drie maanden betrof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd. Namens klager is – zakelijk weergegeven – schriftelijk nog aangevoerd dat het onderzoeksrapport van de urinecontrole niet betrouwbaar is en dat de uitslag van
het
herhalingsonderzoek, waarin overigens een lagere waarde zou zijn gemeld, niet tijdig aan klager is uitgereikt. Klager had daarnaast ook niet de financiële middelen om een herhalingsonderzoek te laten verrichten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep schriftelijk toegelicht en – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de aan klager opgelegde sanctie overeenkomt met het landelijk vastgestelde
drugsontmoedigingsbeleid. Omdat klager voor de tweede keer binnen drie maanden positief werd bevonden is hem een zwaardere sanctie opgelegd. De omstandigheid dat klager zich in een vervelende privésituatie bevindt door de hem opgelegde levenslange
vrijheidsstraf, maakt dit niet anders.

3. De beoordeling
Aan klager is op 6 augustus 2010 de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Hem is medegedeeld dat de uitslag van een op 2 augustus 2010 afgenomen urinecontrole positief was en dat hij het recht had om voor 6 augustus 2010 om 12.00 uur een
herhalingsonderzoek aan te vragen. Blijkens een door de raadsman van klager overgelegde melding, welke overigens niet is voorzien van een datum of naam van de rapporteur, is aan klager medegedeeld dat in het urinemonster 167 mm/ml was aangetroffen en
dat klager tot 6 augustus 2010 om 12.00 de gelegenheid had om een herhalingsonderzoek aan te vragen. De beroepscommissie stelt vast dat klager geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht op een herhalingsonderzoek. De beroepscommissie heeft voorts
kennisgenomen van het rapport van het Jelinek Laboratorium, waaruit naar voren komt dat in het op 2 augustus 2010 afgenomen urinemonster van klager 178 mm/ml THC was aangetroffen. De beroepscommissie ziet in het verschil tussen de aan klager gemelde
hoeveelheid aangetroffen THC en de blijkens het laboratorium feitelijk aangetroffen hoeveelheid THC geen aanleiding om te komen tot een gegrondverklaring van het beklag. Beide THC-waardes liggen boven de toegestane grens van 50 mm/ml THC. De
beroepscommissie gaat daarom uit van een kennelijke verschrijving in de hiervoor genoemde melding van de mededeling van de aangetroffen waarde aan klager. Klager is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Deze omstandigheid is ook geen aanleiding voor
het oordeel dat de procedure van de urinecontrole zodanig onzorgvuldig zou zijn uitgevoerd dat dit tot een gegrondverklaring van het beklag zou moeten leiden.

Nu echter uit de door de directeur overgelegde mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf niet kan worden afgeleid dat de disciplinaire straf is opgelegd door een daartoe bevoegde functionaris en daarnaast ook niet is vermeld of en wanneer
die mededeling aan klager is uitgereikt, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag op formele gronden alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht, nu het beklag materieel gezien ongegrond is, geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog (op formele gronden) gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven