Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3529/GA, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3529/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 23 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een aan klager toebehorende ventilator uit de verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als
volgt – schriftelijk en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Volgens de directeur is niet aangetoond dat een medewerker klagers celdeur zou hebben geopend en open heeft gelaten. Omdat niemand anders over de sleutel kan beschikken, kan niemand anders dat hebben gedaan. Het personeel heeft pas twee weken na
klagers
aangifte een zoekactie ondernomen. Indien dit eerder was gebeurd, was de kans om de ventilator terug te vinden groter geworden. In de inrichting zijn veel gelijksoortige ventilatoren. Het onderscheid daartussen kan alleen worden gemaakt door de unieke
verzegelingscode. De code van klagers ventilator is echter nooit geregistreerd in de inrichting. Als de badafdeling haar werk goed had gedaan, was verzoekers ventilator waarschijnlijk wel teruggevonden. Klager is van mening dat hem niets verweten kan
worden in dit geval. Hij heeft de celdeur niet open gelaten en het personeel moet die deur open hebben laten staan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Op geen enkele wijze is vast komen te staan dat het inrichtingspersoneel klagers celdeur open heeft laten staan. Ook is niet kunnen worden aangetoond dat de celdeur tijdens klagers afwezigheid zou zijn opengemaakt door het personeel. Het personeel
heeft
de betreffende ventilator niet uit klagers verblijfsruimte gehaald. Nadat klager de vermissing had gemeld, is er onderzoek ingesteld op de afdeling. Klagers ventilator is niet aangetroffen bij dat onderzoek.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat klager in de locatie Hoogvliet in zijn verblijfsruimte de beschikking heeft gehad over een ventilator en dat die ventilator op enig moment niet meer in die verblijfsruimte aanwezig was. Nu evenwel het moment van die
verdwijning niet nader kan worden vastgesteld – het moment van melden van de vermissing behoeft immers niet noodzakelijkerwijs het moment van de verdwijning daarvan te zijn – en ook niet kan worden vastgesteld of klagers celdeur op 30 juni 2010
tijdens
klagers afwezigheid geopend is geweest, kan onvoldoende worden vastgesteld dat de betreffende ventilator op die datum is verdwenen en dat die verdwijning op enigerlei wijze aan de directeur kan worden toegerekend. Hetgeen in beroep naar voren is
gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan – kan daarom niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond te worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 mei 2011
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven