Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0749/GB, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/749/GB

Betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Verbeek, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2009 gedetineerd. Op 9 november 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 17 september 2010 is klager door de Rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Met ingang van 1 februari 2011
heeft klager een strafrestant van minder dan achttien maanden en beschikt hij over een aanvaardbaar verlofadres. Klager is van mening dat de mate van gevaar voor recidive niet of nauwelijks invloed heeft op het maatschappelijk risico zoals geformuleerd
in de toelichting op de artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Niet valt in te zien op grond waarvan maatschappelijke onrust wordt veroorzaakt als klager wordt geplaatst in een
beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).
In de adviezen van 28 oktober en 9 december 2010 van de Advocaat-Generaal is op geen enkel wijze aannemelijk gemaakt dat sprake is van een maatschappelijk risico bij klagers detentiefasering.
De eindscore uit de Risc is een laag gemiddeld recidiverisico. Door de selectiefunctionaris is onvoldoende aangetoond dat sprake zou zijn van een hoog recidiverisico nu klager niets over zijn delict wenst te zeggen. Klager is geschikt voor plaatsing in
een b.b.i.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit de in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) afgenomen Risc blijkt dat een gemiddeld recidiverisico is vastgesteld. In de conclusie van het reclasseringsadvies van 9 november 2010 wordt echter aangegeven dat niet alle factoren
konden
worden getoetst omdat klager zich beroept op zijn zwijgrecht en niet wil praten over zijn delict. De Risc geeft dan ook aan dat het ingeschatte risico niet valide is vanwege delictontkenning.
In het negatieve advies van de Advocaat-Generaal van 28 oktober 2010 is aangegeven dat klager deel uitmaakt van een criminele organisatie en dat er gevaar is voor herhaling van strafbare feiten. In het advies van 9 december 2010 wordt hier nog eens
naar
verwezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De Advocaat-Generaal heeft op 28 oktober 2010 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i. en in het advies van 9 december 2010 wordt hier naar verwezen. Klager is veroordeeld wegens zijn aandeel bij medeplegen van
invoer
van circa 100 kg cocaïne in Nederland. Uit het dossier blijkt van een zeer georganiseerde handelwijze waarbij klager een belangrijke bijdrage heeft geleverd. De Advocaat-Generaal concludeert dat er gevaar is voor herhaling van strafbare feiten en dat
het in de maatschappij niet zou worden begrepen wanneer klager in afwachting van het hoger beroep op vrije voeten zou komen.
In het reclasseringsadvies van 9 november 2010 wordt aangegeven dat een advies over detentiefasering op dit moment niet aan de orde is omdat klager nog in hoger beroep is. De reclassering kan het recidiverisico niet inschatten aangezien klager zich op
zijn zwijgrecht beroept ten aanzien van het delict.
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat zodra klager onherroepelijk is veroordeeld een gedegen en valide uitslag van de Risc kan worden gegeven. Gelet op de fictieve einddatum van klagers detentie op 26 juli 2012 is er volgens
selectiefunctionaris
nog voldoende mogelijkheid tot plaatsing in een b.b.i.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven