Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3907/GA, 10/3908/GA en 10/3913/GA, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3907/GA, 10/3908/GA en 10/3913/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een drietal bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van (steeds) 6 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Noordsingel te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel klager, die inmiddels niet meer is ingesloten, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet mogen luchten tijdens het verblijf in de afzonderingscel op 26 maart 2010 (kenmerk 10/3907/GA);
b. het tijdens het verblijf in de afzonderingscel op 27 maart 2010 niet verstrekken van een middagmaaltijd (kenmerk 10/3098/GA);
c. het op 27 april 2010 niet mogen telefoneren met zijn advocaat (kenmerk 10/3913/GA).

De beklagrechter heeft alle klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a.
Klager stelt dat hem op de eerste dag in de afzonderingscel geen luchtmoment zou zijn aangeboden. De directeur heeft nagezocht of klager op die dag al voor de afzonderingsplaatsing een luchtmoment aangeboden had gekregen. Met zijn afdeling had hij die
ochtend een luchtmoment. Om die reden is hem op de afzonderingsafdeling geen luchtmoment meer aangeboden. Het personeel controleert bij plaatsing in de afzonderingscel altijd of de betreffende gedetineerde al een luchtmoment aangeboden heeft gekregen.
Of hij daar toen gebruik van heeft gemaakt is een andere vraag, die hier niet ter zake doet.
Ten aanzien van onderdeel b.
Aan klager is tijdens het verblijf in de afzonderingscel op 27 maart 2010 een middagmaaltijd aangeboden. Hij wilde die maaltijd toen niet aannemen. Uit de melding van de medewerkers valt op te maken dat klager heel stellig was in zijn weigering. Klager
wilde toen alleen maar luchten. Het niet verkrijgen van die middagmaaltijd kan dus niet aan de directeur worden verweten.
Ten aanzien van onderdeel c.
De directeur heeft zich met betrekking tot de mogelijkheid voor klager om met zijn advocaat te bellen, laten informeren door personeel. In beginsel mogen alle gedetineerden met hun advocaat bellen. Sommige gedetineerden willen echter teveel. In die
gevallen wijst het personeel de betreffende gedetineerde op andere mogelijkheden om contact te zoeken met de advocaat. In klagers geval wilde hij contact opnemen met zijn advocaat in verband met een selectiebeslissing. Op dat moment kon dat verzoek
niet
gehonoreerd worden. Klager zou in de gelegenheid worden gesteld om zijn advocaat te bellen in de loop van de middag of tegen de avond. De directeur is van mening dat aan klager meer dan voldoende mogelijkheden zijn geboden om contact op te nemen met
zijn advocaat. Indien er sprake is van noodzaak om te bellen met de advocaat en er bestaat daarvoor ook de gelegenheid, wordt de gedetineerde in staat gesteld om met de advocaat te bellen. Indien een gedetineerde een gefundeerd verzoek doet om te mogen
bellen, zal dit in beginsel worden geregeld. In klagers geval lag een en ander op dat moment even anders. Hij wilde iets dat op dat moment niet mogelijk was.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a.
De beroepscommissie stelt voorop dat iedere gedetineerde op grond van art. 49, eerste en derde lid, van de Pbw, recht heeft op een dagelijks verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste één uur. Van belang is daarom dat, indien er sprake is van een
plaatsing in een afzonderingscel, nagegaan wordt of voorafgaand aan die plaatsing is voldaan aan het aanbod van het dagelijkse luchtmoment dan wel dat dit tijdens het verblijf in de afzonderingscel alsnog moet worden aangeboden. In dit geval is
voldoende aannemelijk geworden dat klager voorafgaand aan de afzonderingsplaatsing in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan het reguliere luchtmoment van zijn verblijfsafdeling. Er bestond daarom geen verplichting om hem tijdens het verblijf
in
de afzonderingscel op 26 maart 2010 (nogmaals) een luchtmoment aan te bieden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagrechter. Het beroep
zal
daarom in zoverre ongegrond worden verklaard met bevestiging van deze uitspraak van de beklagrechter.
Ten aanzien van onderdeel b.
Niet is aannemelijk geworden dat aan klager op 27 maart 2010 geen middagmaaltijd zou zijn aangeboden. De omstandigheid dat klager (kennelijk) die middagmaaltijd op een ander moment verstrekt wenste te krijgen omdat hij wilde luchten, doet daaraan niet
af. Hetgeen in beroep tegen dit onderdeel van het beklag is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – kan daarom eveneens niet leiden tot een andere uitspraak van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden
verklaard met bevestiging van de betreffende uitspraak van de beklagrechter.
Ten aanzien van onderdeel c.
Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat er – op het moment dat klager verzocht om te mogen bellen met zijn raadsman – sprake was van noodzaak voor het (direct) mogen voeren van een telefoongesprek met zijn raadsman, is de beslissing om klager dit
niet toe te staan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk te achten. Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag naar voren is gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan –
kan daarom niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard met bevestiging van de betreffende uitspraak van de beklagrechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 mei 2011
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven