Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1209/GV, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1209/GV

betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 april 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft al drie keer negatief gescoord na een urinecontrole en de drie maanden waar het drugsontmoedigingsbeleid vanuit gaat, zijn al verstreken. Klager begrijpt niet dat het verlof dat eerst was
goedgekeurd opeens weer wordt geweigerd. Klager wil zijn beroep mondeling toelichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft op 11 januari en 4 februari 2011 positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Klager doet het weliswaar beter in de inrichting, maar zijn gedrag laat nog steeds
te wensen over.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen algemeen verlof. De politie heeft geen bezwaar tegen verlof, mits onder voorwaarden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager zijn beroep mondeling toe te lichten af. De beroepscommissie overweegt hierbij dat een mondelinge behandeling de zeker in verlofzaken
wenselijke spoedige afhandeling in verband met mogelijke vervolgaanvragen doorgaans in de weg staat. Nu klager geen gronden heeft aangevoerd waarom hij gehoord wil worden, ziet de beroepscommissie geen aanleiding van voornoemd uitgangspunt af te
wijken.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. Zijn fictieve einddatum valt op of omstreeks 30 december 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft tweemaal binnen drie maanden, namelijk op 11 januari en 4 februari 2011, positief gescoord op het gebruik van softdrugs. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat
deze, ondanks de positieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op
de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 30 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven