nummer: 11/843/GA
betreft: [klager] datum: 30 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Hoogenraad, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Torentijd in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hetgeen de beklagcommissie heeft gesteld, namelijk dat klager al eerder veroordeeld is wegens zedendelicten, is onjuist. Hetgeen waarvoor klager thans
gedetineerd zit, betreft een veroordeling waarbij de strafbare feiten zich langer geleden hebben afgespeeld. In Rotterdam is een uitgebreid psychiatrisch onderzoek verricht wat er toe heeft geleid dat klager zich zou laten behandelen bij De Waag.
Voordat klager gearresteerd was, is hij reeds begonnen met deze behandeling. Uit niets blijkt dat sprake is van een risico dat de betreffende slachtoffers geconfronteerd worden met klager. Klager heeft geen contact meer gehad met de slachtoffers en
heeft daar geen behoefte aan. Klager woont thans in Maassluis, hetgeen op twee uur afstand ligt van het gebied waar de slachtoffers wonen.
De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 2 jaar en 5 maanden met aftrek, wegens het plegen van zedenmisdrijven. Klagers einddatum valt op of omstreeks 7 maart 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Gevaar voor confrontatie met het slachtoffer van een delict is een van die (in de wet vastgelegde) algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het – in het kader van een
zorgvuldige belangenafweging – van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Zo zal de omstandigheid dat het slachtoffer en de aanvrager van het verlof in dezelfde woonplaats wonen, de afstand tussen het verlofadres en de verblijfplaats
van het slachtoffer, de omvang van die woonplaats en de feitelijke pleegplaats van het delict daarbij een rol spelen. De Advocaat-Generaal van het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening wegens het
recidiverisico en het risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers. Het aangevoerde confrontatiegevaar is niet nader geconcretiseerd. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit – op zich ongewenste – confrontatiegevaar niet kan worden
ondervangen door het, in het kader van – bijvoorbeeld – een bijzondere voorwaarde, opleggen van een contactverbod voor klager met het slachtoffer. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld acht de beroepscommissie het confrontatiegevaar met
slachtoffers onvoldoende aannemelijk gemaakt.
De beroepscommissie overweegt echter dat klager meerdere malen is veroordeeld voor zedendelicten en dat wederom tijdens zijn laatste veroordeling een behandeling bij De Waag is geïndiceerd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve zal het beroep ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 30 mei 2011
secretaris voorzitter