Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0047/GB, 25 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/47/GB

Betreft: [klager] datum: 25 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 29 april 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de Landelijke afdeling beheersgevaarlijke gedetineerden (LABG) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de BGG Zoetermeer, een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Op 15 november 2010 is hij geplaatst in de LABG te Vught, waar een individueel
regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft voor de tweede keer op de LABG vanwege wraak van inrichtingspersoneel. Klager heeft sinds twee jaar een relatie met de inrichtingskapper uit de p.i. Zoetermeer. Haar ex-man werkt in Zoetermeer. Klager is tweemaal geplaatst en
uitgeplaatst uit Zoetermeer. De eerste LABG-plaatsing volgde na een vermeende ontvluchtingspoging met wapen. Er is helemaal geen sprake geweest van een poging tot ontvluchting. Klagers zou in het kader van de WOTS-procedure naar Italië gaan. Hij had
helemaal geen reden om te vluchten. Het vermeende wapen is het deksel van een blikje fetakaas en was helemaal niet bedoeld of geschikt als wapen.
Van een medegedetineerde heeft klager gehoord dat het personeel op de LABG klagers aanwezigheid onwenselijk acht. De overige gedetineerden op de afdeling zijn daarom geïnstrueerd om niet te praten met klager. Klager heeft zijn advocate hierover
geïnformeerd en zijn advocate heeft gesproken met de medegedetineerde. Op dit moment heeft klager geen problemen met medegedetineerden of het personeel op de LABG.
Klager komt van de BGG Zoetermeer. De selectiefunctionaris heeft klager destijds, na een eerdere door toedoen van de ex-man van klagers vrouw problematisch verlopen verblijf aldaar, klager weer geselecteerd voor de BGG Zoetermeer. Dit was niet
verstandig en locatie De Schie te Rotterdam heeft hetzelfde regime als de BGG Zoetermeer. Klager heeft van zijn vrouw (de voormalige inrichtingskapper) vernomen dat haar ex-man al op de hoogte was van klagers selectie voor de BGG Zoetermeer. De ex-man
heeft haar per e-mail aangegeven dat klager problemen zal krijgen in de BGG Zoetermeer en dat bleek ook het geval vanaf de eerste dag van zijn hernieuwde verblijf in Zoetermeer. Klager vindt de veiligheid in detentie een grap. Zijn veiligheid in
Zoetermeer is door toedoen van anderen in gevaar geweest. Zijn relatie met zijn vrouw onderhoudt hij per post of telefoon. Op de LABG in Amsterdam en op de LABG Vught heeft klager geen problemen (gehad) met de post. In Zoetermeer ervaart klager altijd
problemen met het personeel. Zij dagen hem uit.
Klager heeft een mededeling van de directeur van de LABG laten zien. Daarop staat vermeld dat hij geen poststuk mag sturen vanwege de dreigende taal. De geadresseerde (naar het lid van de Raad begrijpt de ex-man van de vrouw van klager) weet alles van
klager, terwijl de geadresseerde geen inrichtingsdirecteur is. Klager wordt moe van de situatie. Het lekken van informatie naar buiten zit hem dwars. Hij kan niet begrijpen hoe het kan dat de ex-man van klagers vrouw, die in Zoetermeer een civiele baan
heeft, toegang heeft tot allerlei privégegevens van klager. Klager vindt dat hij tot het uiterste getreiterd wordt door de ex-man en het personeel in Zoetermeer (dat kennelijk op de hand is van de ex-man van klagers vrouw). Daardoor is het nu tot twee
keer gekomen tot problemen, waar klager niet om heeft gevraagd en waar hij ook niet op uit is. Men grijpt in Zoetermeer echter alles aan om hem te kleineren. Die handelwijze mag niet leiden tot de conclusie dat hij niet geschikt zou zijn voor een
BGG-regime. Hij wil gewoon in alle rust zijn straf uitzitten en in staat zijn om op een normale manier met zijn vrouw om te gaan.
Er is sprake van een opeenstapeling van provocatie en slechte bejegening van klager. De LABG-selectie is gebaseerd op een incident in de p.i. Zoetermeer in november 2010 betreffende het voorhanden hebben van Vicks Blue snoepjes tijdens het bezoek en
het
vasthouden van de handen van zijn vrouw door klager. Dit is onvoldoende om te spreken van ongeschiktheid voor een BGG-regime. Hierop kan de LABG-selectie niet gebaseerd zijn. Men had destijds klager niet weer moeten plaatsen in Zoetermeer wetende dat
er
sprake was van animositeit tussen de ex-man van klagers vrouw en klager en wetende dat er in het verleden zich al incidenten hadden voorgedaan. Door hem toch te plaatsen aldaar heeft men de problemen als het ware over zich afgeroepen. De raadsvrouw
heeft bijna dagelijks contact met klagers vrouw. Het gaat niet goed met klager. Het wordt hem teveel en daarom gaat hij soms schreeuwen. Ook is er geen tijdsaanduiding gegeven voor de LABG-plaatsing. Klager dient ‘voorlopig’ op de LABG te blijven.
Voorts wordt inhoudelijk verwezen naar het beroepschrift.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers detentie is aangevangen op 17 december 2003. Zijn v.i.-datum is 12 juni 2012. Klager heeft verbleven in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) in respectievelijk Grave, Veenhuizen, Vught, Zoetermeer, Leeuwarden, Ter Apel, Zoetermeer, Vught,
Amsterdam en hij verblijft thans weer in Vught. Klager heeft in drie inrichtingen verbleven met een regime van beperkte gemeenschap (hierna: BGG), waarvan tweemaal in Zoetermeer en zijn verblijf in de BGG verliep niet goed. Alleen in de locatie De
Schie
te Rotterdam, waar ook een BGG-regime is, heeft klager niet verbleven.
Op 10 augustus 2006 is klager voor het eerst in een BGG-regime geplaatst naar aanleiding van een (groeps)ontvluchtingspoging met hulp van buitenaf. Klager functioneerde redelijk goed in de BGG te Vught. Hij verbleef daar met twee mede-ontvluchters en
na
enige tijd gaf hij hun de schuld van de mislukte ontvluchting. Gezien de situatie is klager op 15 januari 2007 overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer. Wegens het goede functioneren werd klager vervolgens overgeplaatst naar een regime van algehele
gemeenschap in de p.i. De Marwei. Na enige tijd was hier sprake van een verstoorde verhouding van het personeel met een aantal gedetineerden, onder wie klager. Klager is op 23 augustus 2007 overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel. In november 2007 wilde
klager overgeplaatst worden omdat hij niet mocht zoenen tijdens bezoek. Sindsdien verliep zijn detentie moeizamer. Zo vertoonde hij manipulatief gedrag, eiste hij ééns per twee weken bezoek zonder toezicht en was hij betrokken bij een vechtpartij. Op
20
maart 2008 is klager naar de BGG Zoetermeer overgeplaatst. Hier is sprake geweest van een aantal incidenten, waardoor hij twee disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen, daarna werd uitgesloten voor activiteiten en voorgedragen werd voor een
overplaatsing. Omdat klager niet in een andere BGG-locatie terecht kon, zijn er duidelijke afspraken gemaakt. Dit pakte positief uit waardoor op 28 januari 2008 positief is beslist over overplaatsing naar een regime van algehele gemeenschap. Op 9
februari 2008 is bekend geworden dat klager een relatie heeft met de inrichtingskapper. Er is een spitactie geweest. Op klagers cel zijn documenten met daarop Nederlandse vliegvelden gevonden en twee deksel van blikken die geprepareerd leken. Sindsdien
werd klager steeds agressiever. Hij heeft toen drie disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Gezien de bedreigingen en verbale en fysieke agressie jegens het personeel is verzocht klager te plaatsen in de LABG. In afwachting van een selectiebeslissing
is hij geplaatst in de LAA Vught. Op 18 februari 2009 is klager overgeplaatst naar de LABG van de p.i. Amsterdam. Op 1 augustus 2010 vond er weer een incident plaats, waardoor klager disciplinair gestraft werd wegens bedreiging van een
medegedetineerde.
Daarna volgde nog drie disciplinaire straffen wegens verbale dreiging jegens het personeel, werkweigering en fysieke agressie jegens een medegedetineerde. Op 31 augustus 2010 is klager overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer. Zijn detentie verloopt zeer
moeizaam. Op 1 november 2010 is klager disciplinair gestraft omdat hij etenswaar had meegenomen naar de bezoekzaal waar zijn vrouw, de voormalige inrichtingskapper, hem bezocht. Hij bleef ook constant fysiek contact met haar zoeken, waarop hij werd
aangesproken. Het bezoek is toen beëindigd en klager heeft het personeel meermalen verbaal bedreigd. Daarom is klager voorgedragen voor de LABG. In afwachting van een selectiebeslissing is klager geplaatst in de LAA. Gezien het vorenstaande is wel
degelijk sprake van structureel negatief gedrag. Klager kan als een extreem beheersgevaar beschouwd worden.

4. De beoordeling
4.1. De LABG te Vught is een inrichting met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een contra-indicatie als omschreven in 4.2. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager
reeds
twee afzonderlijke periodes in een regime van algehele gemeenschap heeft verbleven en toen onaangepast gedrag heeft vertoond. Ook tijdens zijn verblijven in een regime van beperkte gemeenschap is dat het geval geweest. Zo is klager meermalen fysiek
agressief geweest jegens medegedetineerden en heeft hij fysieke en verbale agressie getoond aan het inrichtingspersoneel. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of
onbillijk aan te merken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven