Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3253/GA, 23 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3253/GA

betreft: [klager] datum: 23 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2010 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie hield zitting op 28 maart 2011 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de uitsluiting van arbeid voor de duur van 14 dagen omdat klager aangaf niet te komen werken en verbaal agressief reageerde naar het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager gaf aan ziek te zijn en niet te kunnen werken. De medische dienst gaf echter aan dat klager wel zou kunnen deelnemen aan de arbeid. Toen klager dit bleef weigeren is hem rapport aangezegd.
In de huisregels is aangegeven dat de inrichtingsarts of diens plaatsvervanger de ziekmelding en de mate van arbeidsgeschiktheid beoordeelt. Met plaatsvervanger wordt een verpleegkundige van de medische dienst bedoeld. Dit valt ook af te leiden uit
het
protocol ziekmelding, waarin de ‘verlengde-arm-constructie’ staat beschreven, waarbij verpleegkundigen in geval van een ziekmelding geautoriseerd zijn de beoordeling uit te voeren.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.
De beroepscommissie stelt voorop dat het niet aan de verpleegkundige is om de ziekmelding en de mate van arbeids(on)geschiktheid van een gedetineerde te beoordelen, maar dat hiervoor de inrichtingsarts geraadpleegd dient te worden, waarbij het de
voorkeur verdient dat de inrichtingsarts de gedetineerde zelf ziet. In de huisregels staat dit onder 3.2 ook in die zin beschreven. Een verpleegkundige kan niet worden aangemerkt als plaatsvervanger van de inrichtingsarts. Een zogenoemde
verlengde-arm-constructie is denkbaar, maar in dat geval dienen reglement en protocol met elkaar in overeenstemming te zijn. Dit laat overigens onverlet dat de verpleegkundige met de inrichtingsarts dient te overleggen tot welk besluit de
verpleegkundige is gekomen. Gelet op het vorenstaande heeft de directeur niet zonder meer op het oordeel van de verpleegkundige af kunnen gaan en is de maatregel ten onrechte opgelegd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven