Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3276/GA, 16 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3276/GA

betreft: [klager] datum: 16 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.). Vught, is klagers raadsvrouw mr. S.J. Paans gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is
hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie De Boschpoort heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
a een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens
agressief en dreigend gedrag naar personeelsleden;
b een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens een positieve urinecontrole (uc).

De beklagcommissie heeft de beklagen onder a en b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het onder a genoemde beklag:
De mededeling van de disciplinaire straf is niet gedagtekend en ondertekend. Artikel 50, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk beslist nadat hem verslag is gedaan. Uit het
dossier blijkt niet dat deze beslissing zo spoedig mogelijk is genomen.
De verklaringen van de p.i.w.-ers zijn onbetrouwbaar. Tussen de verslagen van de personeelsleden M. en J. zitten discrepanties die maken dat de verslagen onvoldoende betrouwbaar zijn. De raadsvrouw verzoekt om aanhouding van de zaak voor aanvullende
informatie van de directeur. Het gaat om de camerabeelden van het incident en het horen van personeelslid A. die ook bij het incident aanwezig was.
Ten aanzien van het onder b genoemde beklag:
Bij een eerste uc was een hoge THC-waarde geconstateerd. De directeur had tegen klager gezegd dat na zes weken de THC-waarde gehalveerd moest zijn. Als dat het geval was zou hij geen straf krijgen. Nu toch een straf is opgelegd is sprake van schending
van het vertrouwensbeginsel. Uit nader onderzoek blijkt dat cannabis nog heel lang aantoonbaar kan zijn in urine en niet, zoals de directeur stelt, na twee weken uit de urine verdwenen zou moeten zijn.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het onder a genoemde beklag:
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende voorgelicht en wijst het verzoek om aanhouding af.
De rapporten van de personeelsleden M. en J. die tot de oplegging van de disciplinaire straf hebben geleid zijn gedateerd 25 augustus 2010. De disciplinaire straf is op 26 augustus 2010 om 14.30 uur ingegaan. Uit de schriftelijke mededeling
disciplinaire straf blijkt dat de mededeling op 26 augustus 2010 om 16.30 is uitgereikt. Nu de directeur de volgende dag de disciplinaire straf heeft opgelegd is de beroepscommissie van oordeel dat is voldaan aan de in artikel 50, tweede lid, van de
Pbw
genoemde voorwaarden.
De verslagen van genoemde personeelsleden verschillen niet zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat klager zich niet agressief zou hebben gedragen. Uit beide verslagen blijkt dat klager verbaal agressief is geweest. Het beroep zal voor zover het dit
beklag betreft, ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het onder b genoemde beklag:
De beroepscommissie overweegt dat nadat gebruik van hash is gestopt THC eenheden nog lang aantoonbaar blijven in de urine. Tijdens een uc op 11 juli 2010 is een THC waarde van 1362 vastgesteld. De op 14 augustus 2010 vastgestelde THC-waarde van 632 is
weliswaar beduidend lager dan die van de eerdere uc, maar is nog dermate hoog dat dit duidt op gebruik.
Wat er ook zij van mogelijke toezeggingen van de directeur aan klager, dit kan echter niet betekenen dat indien gebruik wordt geconstateerd er geen strafoplegging zal volgen.
Het beroep zal voor zover het dit beklag betreft, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof.dr. W.J. Schudel en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven