nummer: 10/2885/GA-eindbeslissing
betreft: [klager] datum: 16 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Jonkergouw, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 september 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Bij uitspraak van 18 februari 2011 heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep aangehouden teneinde de directeur nader te horen. De raadsman zal alsnog in de gelegenheid worden gesteld zijn standpunt toe te lichten. De bedoelde
tussenbeslissing is aan deze uitspraak gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Jonkergouw, en de plv. vestigingsdirecteur PPC 2, [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De nadere standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt nog nader toegelicht.
Klager heeft bijna zes maanden dwangmedicatie gekregen. Hij gebruikt thans geen medicatie meer. Klager kan pas beklag instellen als hem de bestreden beslissing is uitgereikt. Klager was op 3 mei 2010 in de war. Klager is in afzondering geplaatst en hij
is pas na vijftien uur gehoord.
Uit de stukken blijkt niet welke psychiaters zijn geconsulteerd en op basis van welke gegevens deze psychiaters hebben beslist.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft navraag gedaan bij de betreffende medewerker en de beschikking is op 5 mei 2010 uitgereikt. Niet bekend is waarom deze nogmaals op 13 mei 2010 is uitgereikt. Voordat tot de plaatsing in afzondering met cameraobservatie is overgegaan
is advies ingewonnen van een gedragskundige. Toedienen van dwangmedicatie was volstrekt noodzakelijk in verband met de veiligheid van personeel. De toediening van dwangmedicatie is gemeld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Bij brief van 28
mei 2010 heeft de inspecteur IGZ bericht dat de interventie noodzakelijk lijkt om het gevaar voortvloeiend uit de stoornis af te wenden. De maatregel voldoet aan de criteria van proportionaliteit en subsidiariteit. In opdracht van de arts is de
medicatie door een verpleegkundige toegediend. De psychiater heeft eerder veelvuldig met klager gesproken. Klager is wekelijks door een psychiater bezocht. Klager vertoonde ernstig gestoord gedrag en hij heeft een personeelslid aangevallen en met
gebalde vuist in het gezicht geslagen. Hij was niet te stoppen en het personeel heeft klager moeten fixeren en naar een afzonderingscel gebracht. Klager was zelf de oorzaak van het ontstane geweld. Voordat dwangmedicatie is toegepast heeft de directeur
klager toegesproken en zijn beslissing kenbaar gemaakt.
Wekelijks worden alle afzonderingsmaatregels gemeld aan de commissie van toezicht. Het toedienen van dwangmedicatie is direct gemeld aan de commissie van toezicht.
2. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de beslissing tot het toedienen van dwangmedicatie zowel op 5 mei 2010 als op 13 mei 2010 aan klager is uitgereikt. De directeur heeft niet kunnen verklaren waarom de beslissing tweemaal is uitgereikt.
Klager heeft op 17 mei 2010, binnen zeven dagen na 13 mei 2010, beklag ingediend. Uit de stukken blijkt voorts dat klager op 3 mei 2010 psychotisch was. Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn
beklag.
Ten aanzien van het onder a genoemde beklag:
Artikel 32, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur een gedetineerde kan verplichten te gedogen dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt
noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de gedetineerde of van anderen. In de artikelen 21 tot en met 23 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn nadere regels gesteld omtrent de toepassing van een gedwongen
geneeskundige behandeling.
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en de toelichting ter zitting blijkt dat klager ernstig in de war was en dreigende uitspraken heeft gedaan. Gelet op klagers weigering om antipsychotische medicatie in te nemen en het reële gevaar voor
escalatie kon naar het oordeel van de beroepscommissie de directeur redelijkerwijs tot het oordeel komen dat de op 4 mei 2010 aan klager toegediende dwangmedicatie noodzakelijk was ter afwending van gevaar voor de gezondheid van klager of van anderen.
Bij brief van 28 mei 2010 heeft de inspecteur IGZ bericht dat de interventie noodzakelijk lijkt om het gevaar voortvloeiend uit de stoornis af te wenden. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het onder b genoemde beklag:
Ter zitting heeft de directeur verklaard dat de dwangmedicatie in opdracht van de arts door een verpleegkundige is toegediend. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het onder c genoemde beklag:
Uit het rapport van 3 mei 2010 blijkt dat klager een personeelslid heeft uitgescholden en in zijn gezicht heeft geslagen. Klager is vervolgens gefixeerd en naar een afzonderingscel gebracht. Niet aannemelijk is geworden dat hierbij buitenproportioneel
geweld is gebruikt.
Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het onder d genoemde beklag:
Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat de commissie van toezicht wekelijks op de hoogte wordt gesteld van de plaatsingen van gedetineerden in een afzonderingscel, ingevolge artikel 24, zesde lid, van de Pbw.
Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23,
eerste lid onder a of b, geboden is (het zogenaamde bewaarderarrest). De directeur heeft aangegeven klager niet binnen genoemde vijftien uur te hebben bezocht in de afzonderingscel.
Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, en verklaart de beklagen genoemd onder a, b, en c ongegrond. De beroepscommissie verklaart het beklag ten aanzien van onderdeel d
gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 46,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof.dr. W.J. Schudel en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 mei 2011
secretaris voorzitter