Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0584/GM, 13 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/584/GM

betreft: [klager] datum: 13 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, locatie Tafelbergweg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 februari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Tafelbergweg zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2011, gehouden in de p.i. Vught te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen,
heeft
hij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 december 2010, betreft:
a. weigering van de verpleegkundige om in te gaan op klagers verzoek voor een gesprek met de inrichtingsarts;
b. onvoldoende medische zorg voor chronische aandoeningen (diabetes, lever- en longaandoening).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. De verpleegkundige houdt een gesprek tussen klager en de inrichtingsarts af. Klager heeft een aantal chronische ziektes (diabetes, longemfyseem en hepatitis). Op de klachten wordt niet door de medische dienst
gereageerd. Klager krijgt geen broodbeleg of zoetjes in verband met zijn diabetes. Klager is het zat dat hij iedere dag droog brood moet eten. Klager heeft volgens de verpleegkundige geen recht op fysiotherapie. Klager heeft als gevolg hiervan veel
pijn. Hij voelt zich niet goed en is lichamelijk erg moe. In de andere inrichtingen waar klager heeft verbleven, had hij nooit problemen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft diabetes mellitus type 2. In het medisch dossier wordt melding gemaakt van te bestellen zoetjes op 11 en 25 november 2010. Op 15 december 2010 is klager door een
diabetesverpleegkundige gezien. Op grond van deze meldingen kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van het weigeren van de juiste voeding. Wel is de bestelling van de zoetjes niet efficiënt verlopen.
Gedurende de maanden november en december 2010 is klager 10 keer gezien door de medische dienst. Op grond van dit aantal is er geen aanleiding om aan te nemen dat de medewerkers van de medische dienst niet op klagers verzoekbriefjes reageren.
Klagers fysiotherapie is gestart op 1 december 2010. Op 21 december 2010 was klagers laatste behandeling, waarvoor hij niet is verschenen. Bij aanhoudende klachten kan klager een nieuw verzoekbriefje indienen. In de zorgrelatie met klager komen
haperingen voor, die in een setting van een p.i. kunnen voorkomen. Het uitgangspunt voor klager en de medische dienst is deze haperingen te voorkomen.

3. De beoordeling
a.
Klager meent dat niet is gereageerd op de verzoekbriefjes. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt echter naar voren dat klager sinds zijn intake op 9 november 2010 tot het moment waarop hij een klacht heeft ingediend op 2 december 2010
veelvuldig door de verpleegkundigen verbonden aan de medische dienst is gezien en ook is verwezen naar de huisarts. Klagers stelling wordt derhalve niet ondersteund door de feiten zoals deze uit het medisch dossier naar voren komen. Het beroep dient in
zoverre ongegrond te worden verklaard.

b.
Klager klaagt over het niet verstrekken van broodbeleg in verband met zijn diabetes. De beroepscommissie verstaat de reactie van de verpleegkundige om klager geen apart beleg te verstrekken als dusdanig dat klager niet in aanmerking komt voor een apart
dieet. Daarmee is medisch gesproken juist gehandeld. De inzichten over een diabetesdieet zijn veranderd. Een speciaal diabetesdieet bestaat niet meer, anders dan het advies gezonde en gevarieerde voeding te eten. De omstandigheid dat klager in andere
inrichtingen kennelijk wel apart broodbeleg is verstrekt, maakt het handelen van de inrichtingsarts nog niet onzorgvuldig. Ook de omstandigheid dat in de inrichtingswinkel het door klager gewenste broodbeleg niet voorhanden is, kan de inrichtingsarts
niet worden verweten.
Wat betreft de fysiotherapie kan uit de stukken, waaronder het medisch dossier, niet worden opgemaakt dat klager fysiotherapie is onthouden. Op 1 december 2010 is klager verwezen naar fysiotherapie. Wat betreft de longemfyseem komt uit het medische
dossier naar voren dat klager enige tijd door de medische dienst is gezien. Klager krijgt hiervoor medicijnen verstrekt. Wat betreft de hepatitis heeft klager zijn klacht hierover verder niet toegelicht, zodat de beroepscommissie deze hier verder
onbesproken zal laten.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. P.A. Arnold, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven