nummer: 11/175/GM
betreft: [klager] datum: 13 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 januari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2011, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht is niet verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 september 2010, betreft onvoldoende medische zorg na incident waarbij klager een schroef in zijn oog kreeg.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De verpleegkundige keek alleen in klagers ogen en zei dat er niets aan de hand is. De verpleegkundige heeft niet met een lampje gekeken. Hij kreeg geen spoeling. Klager had toen geen last van zijn oog.
Twee
dagen laten belandde klager in de isoleercel. Toen klager uit de isoleercel kwam kreeg hij last van beide ogen. Klager is niet gezien door de inrichtingsarts. Pas na een tweede bezoek aan de medische dienst kreeg klager oogzalf. Klager heeft nog steeds
last van zijn ogen.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De verpleegkundige heeft na het incident klagers oog bekeken en klager vervolgens voor overleg aangeboden aan de arts. Dit is gegaan via ‘dossier inzien’. De arts bekijkt dan het dossier en
beslist wat zijn actie zal zijn. De inrichtingsarts heeft op grond van de rapportage besloten dat er geen reden was klager nog een keer te onderzoeken. Er waren geen alarmsignalen. Hij schreef wel een oogzalfverbandje ter verzachting voor. Normaliter
bekijkt de verpleegkundige het dossier. Dit was in dit geval niet de verpleegkundige die klager in eerste instantie heeft gezien. Klager heeft het oogzalfverbandje niet gekregen, waarschijnlijk omdat een van de verpleegkundigen dit over het hoofd heeft
gezien. Het was voor klager prettiger geweest als hij wel een oogzalfverbandje had ontvangen ter verzachting en het gevoel geholpen te worden.
3. De beoordeling
Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager zich op 9 september 2010 heeft gemeld bij de medische dienst nadat tijdens de arbeid een schroef in zijn linkeroog terecht is gekomen. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toegelicht dat de
verpleegkundige zonder hulpmiddelen in klagers oog heeft gekeken. De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijk onderzoek te oppervlakkig is. De verpleegkundige had met een lampje of een vergrootglas het oog moeten schouwen. Ook blijft voor de
beroepscommissie onduidelijk waarom klager niet voor de volgende dag op het spreekuur van de inrichtingsarts is gezet, aangezien het medisch dossier melding maakt van een rood oog. Ten slotte is het oogzalfverbandje dat de inrichtingsarts heeft
voorgeschreven niet tijdig aan klager uitgereikt. De gevolgen van één en ander heeft er kennelijk toe geleid dat klager uiteindelijk last kreeg van beide ogen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de medische dienst niet zorgvuldig is geweest. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen redenen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij ziet in de gegrondverklaring van de klacht voldoende genoegdoening voor klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2011
secretaris voorzitter