nummer: 11/332/GM
betreft: [klager] datum: 13 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.T.E. Gommans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 januari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.T.E. Gommans. De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Maashegge is niet
verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 november 2010, betreft het niet adequaat behandelen van klagers klachten aan de schouder.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager kan vanaf april 2009 zich onvoldoende bewegen en heeft last van hevige pijnen in zijn schouder. De inrichtingsarts heeft de klachten niet serieus genomen en aangegeven dat klager hiervoor
paracetamol kon gebruiken. Er heeft nooit een deugdelijk onderzoek plaatsgevonden. Er werd geen acht geslagen op het feit dat de pijn is gelocaliseerd aan de achterzijde van de schouder. Pas na maanden en meerdere verzoeken is klager verwezen naar het
ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. Er werd niets geconstateerd. Vervolgens is klager verwezen naar een orthopeed, [...], die de schouder niet volledig heeft onderzocht en een botwond constateerde. Na enkele weken is wederom een röntgenfoto
gemaakt en heeft klager een gesprek met de orthopeed gehad. Hij zou een MRI-scan maken, maar besloot toch tot een kijkoperatie onder algehele narcose. Klager heeft bij de medische dienst zijn bedenkingen hierover uitgesproken en gevraagd om een andere
arts. Hierop is de inrichtingsarts niet ingegaan. De kijkoperatie is niet goed verlopen. Klager heeft de inrichtingsarts tevergeefs verzocht om een second opinion. De pijn in de schouder werd verergerd door de arbeid. Een MRI-scan door de Sint
Maartenskliniek in Nijmegen heeft geen oplossing geboden. Voor een vervolgafspraak kreeg klager geen toestemming van de inrichtingsarts. Klager vreest dat hij blijvend last zal houden van zijn schouder. De situatie is verslechterd. Hij kan niet meer
sporten. Wel wordt van hem verwacht dat hij ondanks de pijnlijke schouder meer gaat werken. Klager kan enkel functioneren door gebruik van zeer sterke pijnstillers (Tramadol). Hij gebruikt deze al maanden. Klager vindt dat de medische dienst te weinig
onderneemt. Er moet iets gebeuren anders heeft hij psychische hulp nodig. Fysiotherapie zou een oplossing kunnen zijn, echter daar is niet op gereageerd.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager vertelt een ernstig vertekend verhaal. Hij kwam binnen in de inrichting met ernstige klachten die al vier tot vijf maanden duurden, maar heeft daarvoor geen huisarts geraadpleegd. Er is
veel ondernomen, maar niets was goed. Er lijkt bovendien sprake van een forse As II problematiek.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat in het kader van de beoordeling van het beroep alleen het medisch handelen van de inrichtingsarts kan worden getoetst. Voor zover klager ook heeft willen klagen over het medisch handelen van de specialisten kan hij
niet in zijn klacht worden ontvangen. In de toelichting op de klachten verwijst klager naar het handelen van de inrichtingsarts vanaf augustus 2009. Gelet op de in artikel 29, eerste lid, van de Pm genoemde termijn van 14 dagen voor het indienen van
klachten, kan klager ook ten aanzien van deze onderdelen niet in zijn klacht worden ontvangen.
Klager voert verder nog aan dat hij tramadol moet slikken voor de pijn en dat hij wordt verplicht zwaarder werk te verrichten. Ten aanzien hiervan is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet als onzorgvuldig kan
worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover deze betrekking heeft op het handelen van specialisten of het klachten betreffen die dateren van voor de geldende klachttermijn van 14 dagen.
Zij verklaart het beroep wat betreft de klachten over de medicatie en het moeten verrichten van zwaardere arbeid ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2011
secretaris voorzitter