Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2029/GA, 28 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2029/GA

betreft: [...] datum: 28 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 7 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 oktober 2001 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2001, gehouden in de penitentiaire inrichting Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur h.v.b. Demersluis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van ten hoogste 14 dagen, met de mogelijkheid tot verlenging, wegens ernstige verdenkingen voornemens te zijn samen met eenmedegedetineerde personeel te gijzelen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. De Schie te Rotterdam en de verlenging van deze maatregel.

De beklagrechter heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is onvoldoende bewijs voor zijn voornemen om iemand te gijzelen. De directie heeft als bewijs aangedragen dat hij een aangeslepen toiletborstel had en een gesprek tussen hem en een medegedetineerde.
Hij ontkent de toiletborstel, die hij op cel had, te hebben aangeslepen. De toiletborstel was al aangeslepen toen hij in deze cel kwam. Hij heeft besloten de toiletborstel op cel te houden, omdat hij zich bedreigd voelde. Het waseen verkeerde beslissing om de toiletborstel op cel te houden.

Verder ging het gesprek dat hij heeft gevoerd met een medegedetineerde over de boetes die de medegedetineerde had openstaan en waarvoor hij na zijn detentie zou worden gegijzeld op grond van Wet Mulder. Klager en de desbetreffendemedegedetineerde zaten in verschillende groepen, waardoor ze geen contact met elkaar konden hebben. Het enige contact dat ze hadden was door vanuit hun cel door de celdeur heen te schreeuwen. Een andere persoon heeft een deel vandit gesprek opgevangen en in een verkeerde context geplaatst.
Totaal heeft hij 27 dagen in een afzonderingscel gezeten voordat hij werd overgeplaatst.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een persoon heeft een gesprek tussen klager en een medegedetineerde opgevangen. Deze persoon heeft een zeer specifieke verklaring afgelegd, waarin onder meer in detail is beschreven op welke manier een personeelslid zou wordengegijzeld, dat bij de gijzeling gebruik zou worden gemaakt van scherven van een toiletpot en de kleurcodes van sleutels.
Daarbij heeft klager bij zijn gepleegde delict agressie gebruikt en ook tijdens zijn detentie is hij betrokken geweest bij meerdere incidenten die gepaard gingen met agressie. Verder is er een aangeslepen toiletborstel bij hem opcel aangetroffen.
Voordat iemand in een cel wordt geplaatst vindt er een celinspectie plaats. Ook had hij zelf kunnen aangeven dat hij een aangeslepen toiletborstel op cel had om te voorkomen dat hij er problemen mee zou krijgen.
Op grond van voorgaande was een onverantwoord risico ontstaan en diende er passende maatregelen te worden getroffen. Klager is in afzondering geplaatst, omdat er tijd nodig was om een onderzoek uit te voeren.
De ordemaatregel is vervolgens verlengd, omdat het verhaal van de persoon die het gesprek had opgevangen op waarheid moest worden getoetst. Verder diende klager en de medegedetineerde uit elkaar worden geplaatst. Hij is na 27 dagenovergeplaatst naar p.i. Vught te Vught.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de directeur van een gedetineerde informatie heeft ontvangen waaruit het vermoeden is ontstaan dat klager en een medegedetineerde van plan waren om een personeelslid te gijzelen. Uit deze informatiebleek onder andere dat bij de gijzeling gebruik zou worden gemaakt van scherven van een kapotgeslagen toiletpot, de wijze waarop een personeelslid zou worden gegijzeld en de kleurcodes van de sleutels. Verder is er een aangeslepentoiletborstel bij hem op de cel aangetroffen. De beroepscommissie acht het redelijk dat de directeur op het moment dat hij van deze gegevens kennis heeft genomen, deze gegevens serieus heeft genomen en dat hij de nodige maatregelen-afzondering buiten de eigen inrichting mede ten behoeve van nader onderzoek- heeft getroffen. Derhalve kan de beslissing van de directeur om klager een ordemaatregel op te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende feitenen omstandigheden, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep ten aanzien van de opgelegde maatregel is derhalve ongegrond.
Ten aanzien van de verlenging van de ordemaatregel is onvoldoende gebleken dat er nog ander onderzoek dan het horen van een gedetineerde heeft plaatsgevonden. Derhalve dient de beslissing van de directeur om de ordemaatregel teverlengen, bij afweging van alle feiten en omstandigheden, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Om die reden zal het beroep betreffende de verlengingsbeslissing gegrond worden verklaard.
Nu de gevolgen van de beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, stelt de beroepscommissie vast dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 130.-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de verlenging van de ordemaatregel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep voor hetoverige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 130.-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 28 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven