Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0101/GA, 27 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/101/GA

betreft: [klager] datum: 27 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het advies van de advocaat-generaal is pas door de raadsvrouw ontvangen na de zitting van 3 januari 2011. Het advies is ter zitting door de directeur aan de beklagcommissie overhandigd en voorgelezen door de voorzitter van de beklagcommissie. Uit het
advies blijkt ten eerste dat het advies niet ziet op een aanvraag algemeen verlof, maar op een gelijktijdig lopende aanvraag tot plaatsing in een b.b.i.
Zowel de directeur als de beklagcommissie heeft ten onrechte een doorslaggevende betekenis toegekend aan het negatieve advies van de advocaat-generaal. Verwezen wordt naar 10/1397/GA d.d. 19 oktober 2010. De directeur dient op basis van alle
beschikbare
informatie een eigen belangenafweging te maken. In dit geval baseert de directeur zijn afwijzing alleen op het advies van de advocaat-generaal. Van een inhoudelijke toetsing is geen sprake. Voorts wordt verwezen naar 10/2653/GA d.d. 3 februari 2011.
Klager ontkent ten stelligste dat hij heeft gerecidiveerd. Hij heeft daarom ook hoger beroep ingesteld tegen de (partiële) veroordeling. Inmiddels heeft de medeverdachte berust in zijn veroordeling en heeft hij een schriftelijke verklaring afgelegd die
inhoudt dat klager niets met de drugs te maken heeft. Van enkele andere drugsgerelateerde feiten is klager vrijgesproken. De fictieve datum van invrijheidstelling is gelegen in juni 2011. De kans is zeer groot dat klager volledig zal worden
vrijgesproken. Hij heeft er hoe dan ook belang bij zo spoedig mogelijk voorbereidingen te treffen voor zijn terugkeer in de samenleving.
Klager is niet pas in januari 2010 ‘buiten’ gekomen. Hij verbleef daarvoor al maandenlang buiten de inrichtingsmuren in het kader van penitentiair programma. In die periode heeft hij ook geen strafbare feiten gepleegd.
Het advies van de advocaat-generaal lijkt eerder een punitief karakter te hebben. Er is geen enkele reden te twijfelen aan een goed verloop van het verlof. Hij houdt zich in de inrichting prima aan afspraken. Hij is reiniger, hetgeen duidt op
vertrouwen
van directeur in klager.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op 4 april 2011 heeft het secretariaat van de Raad bij de directeur het selectieadvies c.q. de inrichtingsrapportage opgevraagd dat/die betrekking heeft op het beklag van 25 november 2010.

Op 6 april 2011 is een selectieadvies gedateerd 4 maart 2011 ontvangen.

Op 13 april 2011 is wederom het selectieadvies c.q. de inrichtingsrapportage opgevraagd dat/die betrekking heeft op het beklag van 25 november 2010.

Op 13 april 2011 is op het secretariaat van de Raad een selectieadvies van 8 december 2010 ontvangen en is namens de directeur telefonisch meegedeeld dat de inrichting niet beschikt over een eerder selectieadvies.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek in verband met opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Zijn fictieve einddatum is bepaald op 24 juni 2011.

Uit de stukken volgt dat de directeur het negatieve advies van het Openbaar Ministerie ter zake van klagers verlofaanvraag zwaar heeft meegewogen bij de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Uit de stukken is niet gebleken dat de directeur een eigen
belangenafweging heeft gemaakt.
Daarbij komt dat in het selectieadvies van 8 december 2010, een eerder selectieadvies is niet beschikbaar, een positief beeld van klager wordt geschetst en de inrichting positief staat tegenover een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting met
regimaire verlofmogelijkheden. Het advies van de advocaat-generaal heeft ook op deze plaatsing en niet op het verzoek om verlof betrekking. Niettemin is de grondslag van het advies ook van belang voor de beoordeling van deze verlofaanvraag. Sprake is
van recente recidive: na een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf ter zake van de Opiumwet is klager kort na zijn vrijlating in januari 2010 in april opnieuw ter zake van de Opiumwet in voorlopige hechtenis gesteld en inmiddels in eerste aanleg
veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. Het Openbaar Ministerie heeft, na een eis van vier jaar gevangenisstraf, hoger beroep ingesteld. De pro-formazitting is inmiddels geweest en de inhoudelijke behandeling staat voor 23 mei 2011 gepland.
De beroepscommissie overweegt dat de snelle recidive op zich voldoende contra-indicatie vormt voor een weigering, maar acht de naderende - fictieve - einddatum van de detentie toch doorslaggevend.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet op goede gronden rust. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond
verklaren. Zij zal de beslissing, waarover is geklaagd, vernietigen en de directeur opdragen om binnen twee weken na ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming
toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen twee weken na ontvangst van die uitspraak.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven