Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1787/GV, 20 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1787/GV

 

betreft:               [klager]                datum: 20 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Keulen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.            De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op 15 juni 2015 om veiligheidsredenen vanuit Curaçao overgebracht naar Nederland in het kader van de Onderlinge regeling zoals bedoeld in artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut). Volgens de autoriteiten op Curaçao zouden er door bepaalde groeperingen op Curaçao bedreigingen richting klager zijn geuit.

In de Onderlinge regeling is nergens opgenomen dat het klager in Nederland niet is toegestaan te faseren dan wel verlof te genieten. Klager is dan ook van mening dat de bestreden beslissing geen blijk geeft van een deugdelijke en begrijpelijke motivering. Hij heeft reeds een groot deel van zijn straf in Nederland uitgezeten en de datum van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is thans 28 november 2017. Door de afwijzing van zijn verzoek om verlof kan hij op geen enkele wijze werken aan zijn terugkeer in de maatschappij. Dit is voor hem onverteerbaar, te meer nu zijn vrouw en kind zich inmiddels in Lelystad hebben gevestigd en klager, die over een Nederlands paspoort beschikt, zich na afloop van zijn detentie eveneens in Nederland wenst te vestigen. Van een kortdurend verblijf in Nederland zoals de Staatssecretaris stelt, is dan ook geen sprake. Voorts heeft klager zich gedurende zijn detentie keurig gedragen.

Uit de reactie van de Staatssecretaris op het beroep volgt dat op grond van artikel 40 van het Statuut vonnissen gewezen door de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten in het gehele Koninkrijk ten uitvoer gelegd kunnen worden, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. Uit het vonnis ten aanzien van klager volgt dat op 23 april 2017 een aanvang diende te worden gemaakt met elektronisch toezicht, oftewel detentiefasering. Klager is dan ook van mening dat in dat licht een verzoek om algemeen verlof, hetgeen in Nederland vaak voorafgaat aan detentiefasering, dient te worden toegewezen. Het door de Staatssecretaris aangehaalde beleid van 1 oktober 2014 ‘Tijdelijk naar Nederland overgebrachte Antilliaanse gedetineerden’, kenmerk 55643 (hierna: het beleid van 1 oktober 2014), doet daar niet aan af, nu het slechts een beleidslijn betreft en klager niet inziet waarom hier niet vanaf geweken zou kunnen worden.

Ten slotte heeft de Staatssecretaris in zijn reactie op het beroepschrift aangevoerd dat sprake zou zijn van liquidatiedreiging in Nederland, zowel in als buiten de inrichting. Klager is gedurende zijn detentie in Nederland echter nimmer bedreigd op welke manier dan ook. Ook zijn familie, waaronder begrepen zijn in Nederland wonende gezin, is nimmer geconfronteerd geweest met dreiging van buitenaf. Uit het advies vrijheden blijkt ook niet waarop de huidige dreigingsanalyse is gebaseerd. De enkele verwijzing naar de strafzaak, die alweer ruim een jaar geleden heeft plaatsgevonden, voldoet in de visie van klager niet. Ook wordt niet duidelijk waarop het ‘verhoogde’ vlucht - en maatschappelijk risico is gebaseerd.

Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager is op 15 juni 2015 in verband met een dringende reden van veiligheid vanwege liquidatiegevaar overgebracht naar Nederland. Ondanks dat klager in de inrichting goed gedrag vertoont, heeft de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek aangezien klager tijdelijk in Nederland verblijft en hij weer zal worden overgebracht naar Curaçao. Uit het beleid van 1 oktober 2014 volgt dat aan gedetineerden uit Curaçao gedurende het tijdelijke verblijf in Nederland geen vrijheden worden toegestaan. Op grond van dit beleid heeft de Staatssecretaris klagers verzoek om algemeen verlof afgewezen.

Navraag bij de selectiefunctionaris heeft opgeleverd dat klager op dit moment niet zal worden teruggeplaatst naar Curaçao vanwege de nog immer bestaande dringende reden van veiligheid, maar dat overeenkomstig het beleid afspraken zullen worden gemaakt over wanneer en op welke wijze klager voor afloop van zijn detentie wordt teruggeplaatst naar Curaçao. Vanwege de aanhoudende dringende redenen van veiligheid is de tijdelijke plaatsing van klager in Nederland telkens verlengd en dit maakt dat het werken aan de terugkeer van klager in de maatschappij op Curaçao, met eventuele elektronische monitoring, nu niet mogelijk is. Concrete afspraken rond de terugplaatsing van klager naar Curaçao zullen in oktober 2017 worden gemaakt. Dat klager zich na zijn detentie in Nederland wil vestigen en de liquidatiedreiging niet zo ervaart, maakt dit niet anders.

Uit het advies vrijheden van de directeur van de p.i. Lelystad blijkt bovendien dat niet alleen het liquidatiegevaar op de Nederlandse Antillen groot is, maar er tevens nog steeds sprake is van liquidatiedreiging in Nederland, zowel binnen als buiten de inrichting. Zowel de ‘No Limit Soldiers’ (NLS) als de ‘Buena Vista City’ (BVC) zien klager als een verrader.

Klager is op 11 januari 2017 besproken in het Operationeel Overleg (OO), zijn risicoprofiel blijft op ‘verhoogd’ staan. Verwezen wordt naar het verslag van het OO.

De Staatssecretaris is dan ook van mening dat de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.

De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager vanwege twee dringende redenen van veiligheid is overgebracht naar Nederland. Zijn veiligheid is niet voldoende gewaarborgd in detentie in Caribisch Nederland, Curaçao, Sint Maarten of Aruba. Om die reden is hij naar Nederland overgebracht. De overplaatsing naar Nederland is van tijdelijke aard. Dit betekent dat klager hoe dan ook zal terugkeren naar Curaçao.

 

3.            De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens medeplichtigheid aan moord/doodslag en verduistering/omkoping. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 november 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. 

Op grond van artikel 40 van het Statuut kan een in Curaçao gewezen vonnis in het hele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. Op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut kunnen onderlinge regelingen worden getroffen. Uit artikel 4, eerste lid, van de Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38 van het Statuut volgt dat de gedetineerde zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een termijn van zes maanden vanaf het tijdstip van tijdelijke onderbrenging, terugkeert naar het land waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven of de vrijheidsstraf is opgelegd.

Klager is op 15 juni 2015 om dringende redenen van veiligheid overgebracht vanuit Curaçao naar Nederland en is inmiddels ruim twee jaar gedetineerd in Nederland. Klagers verzoek om algemeen verlof is (met name) afgewezen op grond van het beleid van 1 oktober 2014 inzake tijdelijk naar Nederland overgebrachte Antilliaanse gedetineerden, waaruit volgt dat gedurende het tijdelijke verblijf in Nederland geen vrijheden worden toegestaan.

De beroepscommissie stelt vast dat de Onderlinge regeling en het daarop gebaseerde beleid van 1 oktober 2014 uitgaan van een tijdelijk verblijf van maximaal zes maanden. Gelet hierop acht de beroepscommissie het niet redelijk om aan klager – die inmiddels ruim twee jaar in Nederland is gedetineerd – met een beroep op voormeld beleid geen vrijheden toe te staan.

Op grond van artikel 40 van het Statuut zal klagers verlofaanvraag worden beoordeeld aan de hand van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Uit de stukken volgt dat klager in Nederland op de lijst staat van gedetineerden met een vlucht-/ maatschappelijk risico (GVM-lijst) met het risicoprofiel ‘verhoogd’. Volgens het verslag van het OO van 11 januari 2017 kan klagers veiligheid op de Nederlandse Antillen niet worden gewaarborgd en is er nog steeds een voortdurende dreiging van liquidatie. In Nederland is deze dreiging weliswaar lager dan op de Nederlandse Antillen, maar wel aanwezig. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag, gelet op de weigeringsgronden als vermeld in artikel 4, aanhef en onder b. en h. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter,

J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 juli 2017

 

                                                                               

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven