Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0130/GM, 26 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/130/GM

betreft: [klager] datum: 26 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Limburg-Zuid te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 januari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 9 maart 2011 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Limburg-Zuid is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 oktober 2010, betreft, voor zover in beroep aan de orde, het moeten ondergaan van een colonscopie zonder verdoving.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft aangegeven dat de arts de eerste keer op de envelop schreef “geen roesje en/of verdoving”.

De inrichtingsarts verwijst in beroep naar hetgeen hij tegenover de medisch adviseur heeft aangegeven. Hierin voert het hoofd zorg aan dat de betreffende arts niet meer in dienst is bij Justitie. Aan klager is voorgesteld opnieuw een colonscopie te
ondergaan, echter nu met een roesje. Hiermee heeft klager ingestemd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onwaarschijnlijk dat de arts aan de behandelend specialist zou hebben aangegeven dat klager geen roesje of verdoving zou mogen krijgen. Zo de arts dit al zou hebben gesuggereerd,
heeft een dergelijk advies niet veel waarde aangezien het de specialist in het ziekenhuis is die beoordeelt of een patiënt in een bepaald geval al dan niet een roesje of anderszins een verdoving toegediend krijgt.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven