Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0169/GB, 26 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/169/GB

Betreft: [klager] datum: 26 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Roelse, namens

[...] , verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 6 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Ter Apel. Op 20 december 2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) waarop de bestreden beslissing is gegrond, is nooit aan klager of zijn raadsman verstrekt. Dit valt ook met zoveel woorden te lezen uit de bestreden beslissing. Zonder deze stukken had de
selectiefunctionaris nooit tot deze beslissing mogen komen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van een negatief advies van het OM, waarin staat vermeld dat klager met een snel tempo recidiveert met ernstige delicten (mensenhandel), waardoor de kans op recidive aanwezig wordt geacht alsmede de kans op slachtofferconfrontatie en risico
van
maatschappelijke onrust, is het voorstel tot overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen. Overigens heeft de bezwaarprocedure voor veel onrust gezorgd. Er was verwarring over de vraag wie in eerste instantie de onderliggende stukken aan klager en zijn
raadsman zou verstrekken. De selectiefunctionaris heeft de inrichting erop gewezen dat zij die stukken dienden te verstrekken. Omdat de raadsman tijdens de afhandeling van het bezwaarschrift telefonisch heeft bericht dat hij nog geen stukken
toegezonden
had gekregen, hetgeen bij controle bij de inrichting overigens wel het geval bleek te zijn, is vervolgens uiteindelijk op 20 januari 2011 een beslissing genomen op het bezwaarschrift. De raadsman heeft uitdrukkelijk verzocht om opname van de zin: “dat
hij niet in het bezit is gesteld van de onderliggende stukken”. Omdat het toezenden van onderliggende stukken niet onder de verantwoordelijkheid van de selectiefunctionaris valt, kan hij daarop geen invloed uitoefenen. Gelet op het advies van het OM,
wordt de kans op recidive en het risico van maatschappelijke onrust aanwezig geacht.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Norgerhaven is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Door en namens klager is aangevoerd dat er geen sprake is van een advies van het OM, dat aan de bestreden beslissing ten grondslag kan liggen. Vooropgesteld moet worden dat het tot de verantwoordelijkheid van de selectiefunctionaris gerekend
mag
worden dat de klager – en mitsdien ook zijn raadsman – tijdens de bezwaarprocedure moet kunnen beschikken over de stukken waarop de selectiefunctionaris zijn beslissing heeft gebaseerd. In dit geval kan worden vastgesteld dat de selectiefunctionaris –
na een misverstand over die stukkenverstrekking – aan de betreffende inrichting opdracht heeft gegeven die stukken te verstrekken en dat stukken aan klager en zijn raadsman zijn toegezonden.

4.4. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is of de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris kan worden gedragen door de daarin vermelde gronden.
De directeur van de penitentiaire inrichting Ter Apel heeft in het selectieadvies geadviseerd klager niet te selecteren voor overplaatsing naar een b.b.i. omdat er grote kans zou bestaan op recidive tijdens regimair verlof. Ook zou de risico op
ongewenste confrontatie met de slachtoffers of anderszins betrokkenen bij de door klager gepleegde misdrijven aanwezig zijn terwijl er ook sprake zou zijn van risico voor maatschappelijke onrust. Het OM heeft op 9 september 2010 negatief geadviseerd op
het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. Daarbij is aangegeven dat klager onder meer is veroordeeld ter zake van mensenhandel na eerder voor soortgelijke feiten te zijn veroordeeld. Hij heeft kort na het einde van een vorige detentie gerecidiveerd.
Gelet daarop acht het OM gevaar voor herhaling aannemelijk. Daarnaast bestaat bij verlofverlening het gevaar van ongewenste confrontatie met de slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij de door klager gepleegde misdrijven alsook het gevaar voor
maatschappelijke onrust. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat haar ambtshalve bekend is dat klager bij beslissing van 13 april 2010 algemeen verlof, onder voorwaarden, verleend heeft gekregen en dat het OM te dien aanzien niet negatief heeft geadviseerd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven