nummer: 10/3464/TB
betreft: [klager] datum: 21 april 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 6 oktober 2010 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. S.O. Roosjen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot plaatsing of overplaatsing uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die beslissing te
worden ingediend.
Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommissie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van de inrichting is gestempeld op het beroepschrift of de enveloppe waarin dit wordt
verzonden.
Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd.
Op 19 november 2010 heeft klagers raadsman, mr. S.O Roosjen, per fax een beroepschrift naar de RSJ gestuurd, waarbij de raadsman namens klager beroep aantekent tegen de beslissing om klager te plaatsen op een longstayafdeling. Bij brief van 23 november
2010 heeft de raadsman aangegeven dat de beslissing dateert van 6 oktober 2010 en dat klager deze beslissing op 14 oktober 2010 heeft ontvangen. Klager verkeerde in de veronderstelling dat het eerder ingediende beroep bij de beroepscommissie met
kenmerk
10/1844/TB, ook zou gelden ten aanzien van de nieuwe plaatsingsbeslissing. De raadsman heeft dit beroep bij brief van 29 september 2010 ingetrokken en daarbij aangegeven dat het standpunt van de Staatsecretaris dat het beroep prematuur is, juist is en
dat hij een nieuw beroep zal instellen zodra een voor beroep vatbare plaatsingsbeschikking is genomen. De stelling van de raadsman, zoals verwoord in zijn brief van 1 maart 2011, dat bij klager verwarring is ontstaan over het precieze moment waarop is
besloten om hem op de longstayafdeling te plaatsen, is door het voorgaande niet aannemelijk geworden.
Op 29 september 2010 is het beroep 10/1844/TB ingetrokken en klager heeft vervolgens op 14 oktober, twee weken later, de beslissing tot plaatsing op de longstayafdeling ontvangen. Klager is op 8 oktober 2010 geplaatst op de longstayafdeling ven het FPC
De Pompestichting.
Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.
Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 april 2011
secretaris voorzitter