Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1888/GA, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1888/GA

betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, betreffende het feit dat klager onterecht zijn baantje heeft verloren,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 september 2010, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klagers raadsman en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Hoogeveen.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is op behoorlijke wijze opgeroepen. Via zijn raadsman heeft hij laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag (registratienummers 2010/000078. Gb 2010/000079 en Gb 2010/000080) betreft:

a. vermissing van een radio en telefoonkaarten;
b. schending van het recht om gehoord te worden na verslagafhandeling;
c. oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het feit dat tijdens bijzondere celinspectie twee halve tabletten zijn aangetroffen, een cd hoes met hakenkruizen, een geprepareerde schoen met papiertje met
inhoud en het feit dat klager een personeelslid heeft uitgescholden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent dat hij een personeelslid zou hebben uitgescholden. Hij heeft hem wel aangesproken, maar weet niet meer precies wat hij wel gezegd
heeft.
De aangetroffen tabletten waren Rennies. Niet is nagegaan of de medische dienst deze aan klager verstrekt heeft. Van een briefje in een schoen is de raadsman niets bekend.
Na de celcontrole mist klager een telefoonkaart ter waarde van € 30,= en zijn radio. Deze radio had klager rond zijn verjaardag van zijn moeder gekregen.
Klager is niet gehoord, er is hem wat medegedeeld en vervolgens werd het luikje van de celdeur gesloten.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De dienstdoende p.i.w.-er heeft voldoende kennis van de taal om begrepen te hebben welke (onfatsoenlijke) woorden klager
tegen hem geuit heeft. Verder bevonden zich op klagers cel spullen van opruiende aard. De tabletjes die zijn aangetroffen waren rennies, deze staan niet op de winkellijst en zijn derhalve voor klager niet vrij verkrijgbaar. Deze medicatie wordt enkel
verstrekt via de medische dienst. De aangetroffen schoen was duidelijk geprepareerd en er zat een briefje in de hak van de schoen. Er is na de celcontrole niets verwijderd van klagers cel. Overigens staan de door klager genoemde spullen niet op de
inventarislijst.
Klager is via het luik in de celdeur weldegelijk door een collega, zij het kort gegeven de situatie, gehoord.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting komt de beroepscommissie tot het oordeel dat niet is komen vast te staan en ook overigens onvoldoende is geconcretiseerd dat klager de door hem genoemde spullen op zijn cel zouden hebben gehad en
zo
dat al zo zou zijn geweest het niet aannemelijk is geworden dat deze als gevolg van de celcontrole of anderszins als gevolg van een aan de inrichting toe te rekenen handeling van zijn cel verdwenen zouden zijn.
Voorts blijkt uit het verslag, alsmede uit de nadere toelichting door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur ter zitting, dat klager wel degelijk gehoord is. Dat dit horen, gegeven de omstandigheden, van korte duur is geweest, doet daaraan niet af.
De oplegging van de meergenoemde disciplinaire straf kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, gelet op de op zijn cel aangetroffen en niet toegestane goederen en de beledigende woorden.
Het beroep zal mitsdien ten aanzien van alle onderdelen ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, J. Schagen en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven