Nummer: 11/50/GB
Betreft: [klager] datum: 11 april 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 4 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis en niet in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klaagster is sedert 21 juni 2010 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Nieuwersluis. Vanuit die inrichting is zij geplaatst in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht.
Door klaagsters gedrag en de kans op recidive zou er onvoldoende vertrouwen zijn voor plaatsing in een b.b.i. Het incident dateert echter van 6 oktober 2010. Daarvoor en daarna is er niets voorgevallen, behalve het feit dat klaagster op 9 september
2010
niet op transport wilde. Dat had te maken met het feit dat klaagster voor een bezoek aan de specialist geboeid zou moeten worden. Zij moet echter bij de specialist fietsen en dat gaat niet wanneer zij geboeid is. Het gevolg hiervan was dat klaagster de
rit naar het ziekenhuis moest betalen en dat haar een rapport is opgelegd. Nu zou ze door het feit dat zij niet in een b.b.i. wordt geplaatst hiervoor nogmaals worden gestraft. Dat is dubbelop.
Op 6 oktober 2010 is klaagster in de strafcel geplaatst omdat ze een medegedetineerde te lijf zou zijn gegaan met een mes. Dit is echter niet waar. De medegedetineerde terroriseert klaagster al maanden. De medegedetineerde volgde klaagster tot in haar
cel, waar klaagster een broodje zat te eten. Klaagster is opgestaan en naar de deur gelopen waarbij zij een boterhammes in haar hand had. Klaagster wil graag tijdens verlof haar kinderen kunnen bezoeken en naar het ziekenhuis gaan voor goede medische
hulp. Klaagster is verpleegster terminale zorg. Dat zegt genoeg over haar. Zij is geen gewelddadige maar een vredelievende vrouw en zij helpt waar zij kan.
Tot slot voert klaagster aan dat rekening dient te worden gehouden met het gegeven dat er inmiddels ruim drie maanden voorbij zijn sinds de oplegging van de disciplinaire straf. Dat betekent dat de termijn om een verzoek te mogen doen tot overplaatsing
naar een inrichting met meer vrijheden, ruim verstreken is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster spreekt in haar beroepschrift over één incident. Er waren er echter meerdere. Driemaal is een schriftelijk verslag opgemaakt, twee hebben tot een disciplinaire straf geleid. Uit de rapportage van de inrichting blijkt tevens dat er sprake is
van intimidatie en bedreiging naar medegedetineerden. Klaagster verzoekt om goede medische verzorging van haar problemen. Zij wordt in de gelegenheid gesteld de nodige medische behandelingen te ondergaan, echter wel volgens de inrichtingsregels.
Bovenstaande geeft aanleiding nog niet over te gaan tot een plaatsing in een b.b.i. Met een goede begeleiding van het traject Terugdringen Recidive kan wel worden gekeken naar wat er in de toekomst mogelijk is met een op klaagster afgestemd
re-integratieplan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het selectieadvies komt naar voren dat klaagster een drietal rapporten is opgelegd waarvan er bovendien twee hebben geleid tot de oplegging van een disciplinaire straf. Daarbij dient te worden opgemerkt dat één van de disciplinaire straffen
werd opgelegd omdat klaagster een medegedetineerde met een mes te lijf zou zijn gegaan, hetgeen een ernstig incident betreft. Gelet op de over klaagsters gedrag verstrekte gegevens kon de selectiefunctionaris dan ook in redelijkheid oordelen dat
klaagster vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 11 april 2011
secretaris voorzitter