Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3781/GB, 1 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3781/GB

Betreft: [klager] datum: 1 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, indiend door mr. I.T.H.L. van de Bergh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.T.H.L. van de Bergh, op 28 februari 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis BGG (beperkt gemeenschap geschikten) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 augustus 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting Grave. Op 28 september 2010 is hij geselecteerd voor de BGG te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 19 januari 2011 is klager overgeplaatst
naar de BGG Zoetermeer.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager ontkent
schulden te hebben gemaakt bij medegedetineerden die niet door hem zouden worden terugbetaald. Klager vindt dat men met bewijzen moet komen. Hij wordt door zijn vrouw ondersteund. Hij heeft alleen geld nodig om te kunnen roken. Dat kost € 5,= per week.
Voor de rest heeft hij geen bijzondere zaken nodig. Klager is vanuit de p.i. Sittard weggeplaatst vanwege een mobiele telefoon en dus niet vanwege de schulden die hij gemaakt zou hebben. Dit zou nagegaan moeten kunnen worden. De directeur verwijst naar
geruchten dat het fout zou kunnen aflopen met klager. Hiervoor bestaan echter geen harde bewijzen. Klager behoort te worden geplaatst in een regime van algehele gemeenschap tenzij er sprake is van contra-indicaties. Dit laatste heeft klager niet kunnen
terugzien in de stukken. De inrichting heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klager schulden heeft.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager maakt schulden en wordt daarom onder druk gezet. Aan beloftes kan klager niet voldoen. Dit gedrag heeft zich ook in de vorige inrichting afgespeeld. Momenteel hebben
zich
wederom problemen voorgedaan met medegedetineerden en is besloten klager over te plaatsen naar het BGG-regime in Zoetermeer.

4. De beoordeling
4.1. De beslissing van 28 september 2010 waarbij klager wordt geselecteerd voor de gevangenis in Vught met een regime van algehele gemeenschap, moet worden gezien als een kennelijke verschrijving en gelezen als een selectie voor het BGG te Vught. In
de beslissing van 18 januari 2011 wordt deze fout door de selectiefunctionaris hersteld.

4.2. De BGG te Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klagers gedrag wordt gekenmerkt door het aangaan van schulden bij medegedetineerden en het vervolgens niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen. Mede gelet op het feit
dat
klagers veiligheid hierdoor in het geding kan komen, heeft de selectiefunctionaris het vorenstaande in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een regime
van
beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 1 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven