Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2613/GA, 5 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2613/GA

betreft: [klager] datum: 5 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2011, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], plv. vestigingsdirecteur penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de overplaatsing van klager van de B-afdeling naar de C-afdeling,
b. de beslissing klager niet toe te staan de kerkdienst bij te wonen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming toegekend van in totaal € 40,=. .

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het handhaven van de orde en veiligheid is de verantwoording van het afdelingshoofd. De directeur verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie 00/2229, van 24 januari 2001. Een aantal gedetineerden heeft bij het afdelingshoofd geklaagd over de
bedreigende rol van klager op de afdeling. In verband met de veiligheid van deze gedetineerden is besloten geen namen te noemen en hiervan geen schriftelijk verslag op te maken. Klager is overgeplaatst van de B- naar de C-afdeling en beide afdelingen
hebben hetzelfde regime.
Vanwege een mogelijke escalatie tussen klager en medegedetineerden van de B-afdeling is klager eenmaal niet toegestaan gebruik te maken van de gezamenlijke gebedsdienst. Er is geen schriftelijke beslissing met betrekking tot de uitsluiting van de
kerkdienst.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager bestrijdt dat hij gedetineerden zou afpersen. Klager heeft een medegedetineerde, die weinig geld had, wat geld geleend. Die gedetineerde zou dat geld teruggeven. Door de overplaatsing is klagers bezoekmoment geannuleerd. Klagers vriendin moest
op
een andere dag op bezoek komen en is daardoor haar baan kwijtgeraakt. Klager stelt dat hij driemaal kerkbezoek heeft gemist. Volgens klager had hij gewoon naar deze diensten kunnen gaan, want de betreffende medegedetineerde ging nooit naar de
kerkdienst.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a:
Ingevolge artikel 3, derde lid, Pbw heeft de directeur de beheersbevoegdheid over de inrichting of afdeling en bepaalt hij de wijze van onderbrenging van de gedetineerde (artikel 16 Pbw). Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan de directeur de nodige
maatregelen treffen om de orde en veiligheid te waarborgen en kan een overplaatsing van de gedetineerde naar een andere afdeling aangewezen zijn. In dit geval waren er signalen van medegedetineerden dat klager de wat ‘zwakkere’ gedetineerden onder druk
zette. Er is met een aantal gedetineerden gesproken, die hebben verklaard dat zij bang waren voor klager. Op grond daarvan kon het afdelingshoofd in redelijkheid beslissen om klager intern over te plaatsen. Dat maakt dat de uitspraak van de
beklagcommissie op dat onderdeel niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

Ten aanzien van b:
Ter zitting heeft klager gesteld dat hij driemaal een kerkbezoek heeft gemist. Volgens de directeur is dit slechts één keer geweest. In elk geval is sprake van het uitsluiten van klager van een activiteit.
Daarom had ingevolge artikel 58, eerste lid, jo artikel 57, eerste lid , onder b Pbw in verbinding met artikel 41, derde lid sub c, en artikel 23 Pbw, klager vooraf moeten worden gehoord en had klager een schriftelijke mededeling moeten ontvangen dat
hij de kerkdienst niet mocht bijwonen. Reeds hierom zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard en dit beklagonderdeel gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b ongegrond en bevestigt in
zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, prof. mr. P.A.M. Mevis en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 5 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven