nummer: 11/941/SGA
betreft: [klager] datum: 1 april 2011
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire begin¬selenwet (Pbw) heeft kennisgeno¬men van een bij het secretariaat van de Raad inge¬komen verzoekschrift, tevens beroepschrift, van
de directeur van de locatie Zwaag, verder verzoe¬ker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de ten¬uitvoerlegging van een uitspraak d.d. 22 maart 2011 van de beklag¬commis¬sie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager.
Het beklag betreft – voor zover hier aan de orde - het niet mogen invoeren van een game-cube (met spelletjes) en geluidsapparatuur.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover dit betrekking had op de invoer van een game-cube en de directeur ten aanzien van de invoer van de game-cube opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak
van
de beklagcommissie. De beklagcommissie heeft het beklag, voor zover dit betrekking had op de geluidsapparatuur, ongegrond verklaard.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken. Klager is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het schorsingsverzoek van de directeur. Klager heeft van die gelegenheid
geen
gebruik gemaakt.
1. De standpunten van verzoeker en van klager
Verzoeker heeft – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. De beklagcommissie heeft de klacht over de invoering van de game-cube gegrond verklaard terwijl dit apparaat niet staat genoemd als in het huis van bewaring toegestaan apparaat.
Nadat volgens de huisregels en dienstinstructie de invoer van de game-cube was geweigerd, heeft klager niet verzocht voor hem een uitzondering te maken op de huisregels maar is hij onmiddellijk in beklag gegaan. Aangezien uit jurisprudentie (03/2770GA)
blijkt dat de klacht kennelijk ongegrond is, wordt om schorsing van de uitspraak van de beklagcommissie verzocht zodat het juiste geachte besluit niet behoeft te worden vervangen door een nieuw besluit.
Klager heeft zijn standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager stelt dat er geen sprake is van een veiligheidsrisico met betrekking tot de door hem in te voeren game-cube. Klager heeft eerder navraag gedaan en hem werd toen
medegedeeld dat de game-cube in alle inrichtingen zou worden toegestaan. In de drie inrichtingen waar klager eerder verbleef, heeft hij steeds dat apparaat onder zich mogen houden. Klager heeft belang bij het behoud van zijn game-cube omdat er hoge
kosten gemaakt zijn om voldoende spelletjes te kunnen krijgen, die, gelet op de leeftijd van de game-cube, slechts in gespecialiseerde winkels te koop zijn. Klager begrijpt dat zijn apparaat niet op de lijst van toegestane voorwerpen staat. Klager is
van mening dat de directeur geen goede redenen heeft om hem niet toe te staan dit apparaat te gebruiken.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing
van
de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat hier niet het geval.
De voorzitter stelt vast dat de in te voeren game-cube niet staat op de lijst van in de locatie Zwaag toegestane spelcomputers. Die game-cube staat evenwel ook niet op de lijst van voorwerpen waarvan het de gedetineerde niet is toegestaan om die onder
hun berusting te houden. In een dergelijk geval dient de directeur bij zijn beslissing of een dergelijk apparaat mag worden ingevoerd een belangenafweging te maken en naar aanleiding van die belangenafweging een beslissing te nemen. Dat hij dit in dit
geval heeft gedaan, is niet aannemelijk geworden. Nu de bestreden beslissing van de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende zorgvuldig is voorbereid, komt het verzoek tot schorsing niet voor toewijzing in aanmerking. Het
verzoek zal daarom worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 april 2011.
secretaris voorzitter