nummer: 11/612/GV
betreft: [klager] datum: 12 april 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 februari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Er is gehandeld in strijd met jurisprudentie (kenmerk 07/724/GV). Klager wil zijn beroep mondeling toelichten.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan de hand van de Risc is een hoog gemiddeld recidiverisico geconstateerd. Klager weigert deelname aan Terugdringen Recidive (TR), waardoor geïndiceerde interventies zoals behandeling bij De Waag, schuldhulpverlening, plaatsing in het Exodushuis en
arbeidstoeleiding geen doorgang vinden. In deze fase van de detentie is het verlof afgewezen wegens het hoge recidiverisico en de weigering om deel te nemen aan TR.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, maar stelt als voorwaarde dat klager zich tijdens verlof tweemaal per dag dient te melden bij de politie.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits aan de genoemde voorwaarden van het OM wordt voldaan.
De politie heeft geen bezwaar.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek en betaling van een schadevergoeding van € 46.861,84, wegens diefstal met geweldpleging en verboden wapenbezit. Klager is tegen voormeld arrest in
cassatie gegaan. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 20 oktober 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.
Uit het advies van 8 februari 2011 van de locatie Zuyder Bos blijkt dat klager hoog gemiddeld op het recidiverisico scoort, hij eveneens veroordeeld is tot betaling van een aanzienlijk geldbedrag en dat diverse interventies geïndiceerd zijn. De
advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft in het kader van detentiefasering onder meer aangegeven dat het recidiverisico reëel is gezien klagers strafblad (meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten).
De beroepscommissie heeft ter beoordeling van het beroep het strafblad van klager opgevraagd. Daaruit blijkt onder meer dat klager op 31 januari 2005 terzake onder andere zware mishandeling en bedreiging is veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie en
een voorwaardelijke PIJ (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen), op 20 november 2006 terzake wederspannigheid en poging tot straatroof tot 15 maanden jeugddetentie en op 5 februari 2009 terzake poging tot diefstal met geweld, wapenbezit en
diefstal
met geweld tot de huidige gevangenisstraf. Gelet op klagers leeftijd (22 jaar) heeft hij al een aanzienlijk strafblad. Op grond van bovenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat er sprake is van een reëel risico op recidive.
Hoewel er geen verplichting bestaat tot deelname aan interventies in het kader van TR, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het strafblad in combinatie met het feit dat klager heeft besloten niet deel te nemen aan TR, in de gegeven
omstandigheden een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening. Deze rechtvaardigt, ondanks de gegeven adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.M.M. van Woensel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 12 april 2011
secretaris voorzitter