Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0463/SGA, 16 februari 2011, schorsing
Uitspraakdatum:16-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/463/SGA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire begin¬selenwet (Pbw) heeft kennisgeno¬men van een bij het secretariaat van de Raad inge¬komen verzoekschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, verder verzoe¬ker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de ten¬uitvoerlegging van een uitspraak van14 februari 2011 de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager.

Het beklag betreft het insluiten tijdens de voor de arbeid bestemde tijd omdat klager op de wachtlijst voor de arbeid staat na een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift. Klager is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het
schorsingsverzoek van de directeur. Klager heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De standpunten van verzoeker en van klager
Verzoeker heeft – voor zover in dit kader van belang – het volgende naar voren gebracht. Klager is na een disciplinaire straf op de wachtlijst geplaatst voor de arbeid. Dit is vastgelegd in het sanctiebeleid van de inrichting. Gedetineerden die een
disciplinaire straf van meer dan vijf dagen opgelegd krijgen, worden van de arbeid verwijderd en op de wachtlijst geplaatst. Indien een gedetineerde (door eigen schuld) op de wachtlijst komt te staan voor de arbeid, wordt hij niet uitgesloten tijdens
de
voor de arbeid bestemde tijd. Op grond van artikel 20 van de Pbw, mogen gedetineerden die niet deelnemen aan een activiteit tijdens die activiteit worden ingesloten. Indien de voorzitter de beslissing van de beklagcommissie niet schorst, zouden alle
gedetineerden die door eigen schuld op de wachtlijst voor de arbeid komen, moeten worden uitgesloten tijdens de voor de arbeid bedoelde tijd. Volgens de directeur is de door de beklagcommissie aangehaalde uitspraak van de beroepscommissie (met kenmerk
A99/125 van 11 mei 1999) niet van toepassing in dit geval. Die uitspraak zag op het geval dat gedetineerden werden uitgesloten van de arbeid omdat er een gebrek was aan arbeid. De beroepscommissie heeft toen overwogen dat alleen in geval van overmacht
insluiting tijdens de voor de arbeid bestemde tijd was toegestaan. In dit geval was er evenwel geen sprake van een gebrek aan arbeid maar is klager door eigen schuld uitgesloten van de arbeid en op de wachtlijst geplaatst. Verzoeker vraagt daarom om
schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de beklagcommissie.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend, zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die
beslissing.
Klager is, naar aanleiding van een hem opgelegde disciplinaire straf, uitgesloten van de arbeid en op de wachtlijst geplaatst voor de arbeid. Op grond van artikel 20, tweede lid, van de Pbw, mogen gedetineerden die niet deelnemen aan een activiteit van
het dagprogramma worden ingesloten tijdens de voor die activiteit gereserveerde tijd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de beroepscommissie in haar uitspraak van 11 mei 1999 willen aangeven dat gedetineerden niet mogen worden
ingesloten
tijdens (onder andere) de voor de arbeid bedoelde tijd, indien de niet-deelname niet is gelegen in omstandigheden waar de gedetineerde invloed had en er geen sprake was van overmacht bij de directeur ten aanzien van de mogelijkheid om een dagprogramma
aan te bieden.
In dit geval heeft klager zichzelf, door een feit te plegen waarvoor hij disciplinair werd gestraft met zes dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte, in een situatie gebracht waardoor hij niet langer mocht deelnemen aan de arbeid en op de
wachtlijst
werd geplaatst. Men “bewaart” ingeval er een disciplinaire straf van deze duur wordt opgelegd de arbeidsplaats niet voor de gedetineerde en de gedetineerde moet door eigen toedoen weer op zijn beurt wachten. Dit maakt de bestreden beslissing van de
directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet onredelijk en onbillijk. Gelet daarop komt het verzoek van de directeur voor toewijzing in aanmerking.

De voorzitter merkt daarbij nog op dat de verplichting om aan klager de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming uit te keren van rechtswege is geschorst door het instellen van beroep door de directeur.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie tot het moment dat de beroepscommissie om het door de directeur ingestelde beroep zal hebben beslist.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 februari 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven