Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2660/GA, 21 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2660/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. L.E. Calis namens,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. K.D. Regter, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het verstrekken van onjuiste informatie door het BSD aan de selectiefunctionaris;
b. de poging tot omkoping door de directeur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in de locatie Sittard geen CPAP-apparaat gehad. De inrichting liegt. Klager is in het gelijk gesteld over de onttrekking in 2005.
De directeur wil echter zijn gelijk halen. Hij is bezig met marteling en foltering met de dood tot gevolg. Dit is in strijd met het EVRM. Klager verzoekt de beroepscommissie hiernaar een onderzoek te doen. Klagers vertrouwen in Justitie is geschaad.
Klager heeft lang niet kunnen slapen, hetgeen met een dag verlof is opgelost. Het zijn echter altijd de woonwagenbewoners die moeten lijden.
Klager ontkent dat er sprake is van een ontvluchting. In 2009 is hij bij het verlaten van de inrichting niet geïnformeerd dat hij de inrichting tijdelijk mocht verlaten ten behoeve van een ziekenhuisopname. Hij kreeg al zijn inventaris mee en geen
verlofbriefje. Met betrekking tot het eerdere incident, volgens klager rond 1995, heeft de beroepscommissie geoordeeld dat er geen sprake was van een ontvluchting.
Klager handhaaft zijn standpunt omtrent de poging tot omkoping. Klager is van mening dat het de directeur niet is toegestaan de kinderen van gedetineerden geld aan te bieden. Klager heeft zijn eigen CPAP-apparaat niet mogen ophalen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Het beklag is gericht tegen het namens de directeur door het bureau selectie en detentiebegeleiding opgestelde negatieve advies aan de selectiefunctionaris, met betrekking tot het verzoek om incidenteel verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat
dit
geen beslissing oplevert als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. Bezwaren tegen de inhoud van een dergelijk advies kunnen naar voren worden gebracht in de beroepsprocedure tegen een negatieve beslissing van de selectiefunctionaris
op dat verzoek. Van die mogelijkheid heeft klager overigens ook gebruik gemaakt. Nu dit een afzonderlijke, met voldoende waarborgen omklede, rechtsgang betreft, had klager ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet mogen worden ontvangen. De
uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en klager zal in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

b.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze betrekking heeft op onderdeel a van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven