Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3849/GB, 14 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3849/GB

Betreft: [klager] datum: 14 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Boschpoort Breda afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de locatie De Karelskamp te Almelo. Op 29 december 2010 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De Officier van Justitie heeft geen bezwaar tegen klagers overplaatsing. Klagers broers zijn reeds overgeplaatst naar Breda en bovendien op dezelfde gronden als klager heeft aangevoerd. Klager heeft bij zijn verzoek wel degelijk een medische verklaring
overgelegd waarin de aandoeningen van zijn ouders worden beschreven.
Het verschil in afstand naar Arnhem vanuit Breda dan wel Almelo is vrijwel nihil. Klager zit bovendien met zijn plaatsing in Almelo ook niet binnen het parket Arnhem. Klager is voorts van oordeel dat het argument dat klager regelmatig bezoek ontvangt
niet zou mogen worden aangevoerd. Het feit dat zijn ouders ondanks al hun klachten toch op bezoek komen kan geen grond zijn om de beslissing van de selectiefunctionaris goed te keuren, maar betreft eerder een offer. Al met al is klager van oordeel dat
de argumenten van de selectiefunctionaris op grond van hetgeen klager aanvoert, ontkracht kunnen worden. Tot slot geeft klager aan dat hij recht heeft op gelijke behandeling, aangezien zijn broers wegens dezelfde redenen wel overgeplaatst zijn.

Door klagers raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, is hieraan, voor zover hier van belang, het volgende toegevoegd. De ouders van klager zijn respectievelijk 77 en 67 jaar oud. Zij kampen beiden met gezondheidsproblemen die het ondoenlijk maken klager met
regelmaat te bezoeken. Uit bijgevoegde medische gegevens blijkt dat zij beiden voortdurend zijn aangewezen op medicijnen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op verzoek van klager is gekeken of een plaatsing in het h.v.b. van de p.i. Grave tot de mogelijkheden kon behoren. Na informatie te hebben ingewonnen is op 29 december 2010 een beslissing genomen tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Grave. De
selectiefunctionaris heeft er bovendien voor gezorgd dat klager diezelfde dag in Grave kon worden geplaatst. De reden voor deze beslissing is gelegen in het feit dat klager hiermee alsnog in de omgeving van het parket van insluiting verblijft en het
voor zijn bezoek makkelijker te bereiken is.

3.3. Naar aanleiding van de beslissing tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Grave heeft klager het volgende aangevoerd.
Het feit dat klager naar Grave is overgeplaatst voegt niets toe aan de afwijzingsgronden die ten grondslag liggen aan de afwijzing van het oorspronkelijke verzoek. De keuze voor de p.i. Grave heeft klager in overleg met het Bureau Selectie- en
Detentiebegeleiding genomen. Hem was destijds vermeld dat hij bij eventuele honorering van het beroep toch nog naar Breda zou mogen. Op grond daarvan heeft hij besloten voor bepaalde tijd naar Grave te gaan. Klager verzoekt de beroepscommissie nogmaals
aandacht te besteden aan de eerder door hem aangevoerde gronden en aan de door de selectiefunctionaris bijgevoegde mailwisseling.

3.4. De selectiefunctionaris stelt in reactie hierop dat in overleg met klager de beschikkingen van 20 december 2010 en 23 december 2010 zijn komen te vervallen. Dit staat bovendien ook vermeld op de beschikking van 29 december 2010.

3.5. Klagers raadsman voert aan dat hij bij brief van 30 december 2010 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris van 29 december 2010 in bezwaar is gegaan. Op dat bezwaar is geen beslissing genomen. Het beroep richt zich dan ook tegen zowel de
beslissing van 20 december 2010 als tegen de fictieve weigering een beslissing op bezwaar te nemen.
Inhoudelijk voert hij nog het volgende aan. Het Openbaar Ministerie verzet zich, ondanks het feit dat klagers broers in de p.i. Breda verblijven en dat Breda verder van Arnhem ligt dan Grave, niet tegen de overplaatsing. Ondanks dat de instantie die
zorg draagt voor een goede rechtsgang heeft aangeven geen bezwaar te hebben, is juist dit punt als reden genoemd om het verzoek af te wijzen. De beslissing is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Voorts is van belang dat klager regelmatig contact heeft met
zijn raadsman. Deze bevindt zich in Breda. Dat uit de mailwisseling zou volgen dat klager geen bezwaar heeft tegen de overplaatsing naar Grave ziet enkel op het gegeven dat klager minder bezwaar heeft tegen een verblijf in Grave dan hij heeft tegen een
verblijf in Almelo. Grave is immers toch weer wat dichterbij Breda. Naast hetgeen is aangevoerd omtrent de gezondheid van klagers ouders, is overplaatsing voor klager eveneens van belang omdat klagers zoontje wegens zijn gezondheid niet naar Grave kan
reizen. Een kopie van de medische gegevens van klagers zoontje is bijgevoegd.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Door klager wordt aangevoerd dat hem is medegedeeld dat de overplaatsing naar Grave niet in de weg zou staan aan een mogelijke gegrondverklaring van het beroep en als gevolg daarvan mogelijke overplaatsing naar Breda. Dit is door de
selectiefunctionaris niet betwist. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat klager, ondanks het feit dat er een nieuwe beslissing is genomen en hij reeds is overgeplaatst naar een andere inrichting, nog belang heeft bij en bovendien mocht rekenen
op een inhoudelijke behandeling van het beroep. Het feit dat in de beslissing van 29 december 2010 is vermeld dat de beslissing van 20 december 2010 komt te vervallen doet daar niet aan af. De vraag of het bezwaar tegen de beslissing van 29 december
2010 al dan niet is ingediend c.q. ontvangen doet in deze ook niet langer ter zake.

4.3. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere gevallen
wordt een uitzondering gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige. Door en namens klager is door middel van diverse stukken aangetoond dat zowel klagers
ouders
als zijn zoontje kampen met gezondheidsproblemen. Verder acht de beroepscommissie van belang het feit dat de afstanden naar Arnhem vanuit respectievelijk Almelo en Breda elkaar niet veel ontlopen, het gegeven dat klagers broers wel zijn overgeplaatst
naar Breda en het gegeven dat het Openbaar Ministerie geen bezwaar heeft tegen overplaatsing. Bovenstaande leidt ertoe dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 14 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven