Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3818/TB-tussenbeslissing, 28 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3818/TB-tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 28 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 16 december 2010 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting(en) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Van het horen is verslag opgemaakt, dat aan de uitspraak is gehecht.
Op verzoek van mr. R. Polderman heeft de beroepscommissie psycholoog [...]als getuige-deskundige uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Laatstgenoemde heeft bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 9 februari 1996 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege een delict dat na onttrekking
aan zijn toenmalige tbs-behandeling is gepleegd. Klagers huidige tbs is op 24 mei 2000 aangevangen door opname in de Pompestichting. Deze inrichting heeft klager op 9 juli 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling, waarna klager is
geplaatst
op de longstayafdelingen van respectievelijk de Pompestichting (het Kempehuis) en Veldzicht. Op 18 januari 2006 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.
Klager heeft verzocht om opheffing van de longstaystatus. Dit verzoek is door de Staatssecretaris afgewezen bij beslissing van 23 november 2009. Het daartegen ingediende beroep is bij uitspraak van de beroepscommissie van 20 mei 2010 (09/3312/TB)
ongegrond verklaard.
De Pompestichting heeft op 23 maart 2010 geadviseerd klagers tbs met twee jaar te verlengen. Bij hun rapporten van 7 juni 2010 en 14 juni 2010 hebben psychiater Pen respectievelijk psycholoog [D] geadviseerd klagers tbs met twee jaar te verlengen.
Psychiater [...] heeft daarbij de Pompestichting geadviseerd om met klager te onderhandelen over het opzetten van een stappenplan voor controle en begeleiding en, als dit een opening zou vormen, de longstaystatus te beëindigen en klager naar een
behandelinrichting over te plaatsen. Psycholoog [D] heeft geadviseerd de longstaystatus op te heffen en door middel van een proefplaatsing in een behandelinrichting een nieuwe behandelpoging te ondernemen.
Op 8 oktober 2010 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) op grond van dossieronderzoek geconcludeerd dat de op verandering gerichte prognose ongunstig is, maar dat de recente verandering bij klager wellicht tot een hernieuwde
behandelpoging
kan leiden. De LAP acht echter, gezien het hoge recidiverisico, de tijd niet rijp om de longstaystatus van klager op te heffen; na een half jaar kan worden bezien of deze status kan worden opgeheven als de inrichting dat als een serieuze optie
beschouwt.
Vervolgens is klager op 3 december 2010 gehoord over de voorgenomen beslissing tot voortzetting van zijn verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 16 december 2010 beslist klagers verblijf in die voorziening
voort te zetten. Deze beslissing is op 21 december 2010 aan klager uitgereikt.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Formeel is voldaan aan de hoorplicht, maar materieel niet, nu klager heeft medegedeeld eerst met zijn advocaat te willen spreken en klager nadien niet meer is gehoord.
De Staatssecretaris heeft in het licht van de adviezen van de externe rapporteurs [B] en [D] niet mogen beslissen tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay. De inrichting staat achter die adviezen en kan niets met het advies van de LAP. De
LAP gaat niet in op de standpunten van de externe rapporteurs [B] en [D] en had de inrichting om een update van klagers situatie moeten vragen. Klager heeft een opening in het contact met de inrichting gegeven en dient nu een kans op een tweede
behandelpoging in een behandelinrichting te krijgen. Klagers longstaystatus moet worden opgeheven en klager dient naar een behandelinrichting te worden overgeplaatst.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep - zakelijk weergegeven - het volgende standpunt naar voren gebracht.
Ondanks de adviezen van de externe rapporteurs [B] en [D] is er vooralsnog geen aanleiding de longstaystatus van klager op te heffen en hem naar een behandelinrichting over te plaatsen. Gelet op het standpunt van de inrichting en de LAP is de bestreden
beslissing gerechtvaardigd. Het is aan de inrichting om bij voldoende ontwikkeling van het contact met klager te adviseren tot de opheffing van klagers longstaystatus en overplaatsing naar een behandelinrichting.

4. De beoordeling
Klager is op 3 december 2010 gehoord over de voorgenomen beslissing van de Staatssecretaris tot voortzetting van zijn verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 16 december 2010 beslist klagers verblijf in de
longstayvoorziening van de Pompestichting voort te zetten. Deze beslissing is op 21 december 2010 aan klager uitgereikt. Hiermee is voldaan aan de hoor- en mededelingsplicht als bedoeld in de artikelen 53, tweede lid en 54, tweede lid, Bvt. De
omstandigheid dat klager bij gelegenheid van het horen er voor heeft gekozen zijn mening niet te geven en eerst met zijn advocaat te willen overleggen, kan daaraan niet afdoen.

In het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, staat in paragraaf 6.3 vermeld dat voorwaarde bij de herbeoordeling van de longstaystatus door de LAP is dat de beoordelaar niet alleen het volledige
dossier toetst, maar de betrokkene ook heeft gezien (face to face) om een volledig beeld van de betrokkene te krijgen. In paragraaf 6.4 staat vermeld dat de toets door de LAP in beginsel plaatsvindt op basis van uitvoerig dossieronderzoek, waarbij als
voorwaarde geldt dat een recente onafhankelijke multidisciplinaire rapportage beschikbaar is waarvoor de rapporteurs de betrokkene hebben bezocht (face tot face).
De beroepscommissie is van oordeel dat deze paragrafen van het Beleidskader in onderling verband zo moeten worden gelezen dat de LAP de betrokkene in het kader van de herbeoordeling spreekt, tenzij sprake is van recent multidisciplinair onderzoek
waarbij met klager is gesproken en dat de LAP in het laatste geval kan volstaan met dossieronderzoek.
Nu vaststaat dat de LAP in oktober 2010 in het kader van de herbeoordeling van klagers longstaystatus en zijn verblijf in de longstay dossieronderzoek heeft gedaan en de externe rapporteurs [B] en [D] klager bij hun onderzoek in juni 2010 wel hebben
gesproken, is voldaan aan de vereisten van het Beleidskader. De adviezen van de externe rapporteurs zijn weliswaar uitgebracht in het kader van de verlenging van klagers tbs, maar daarin zijn tevens relevante vragen ten aanzien van klagers
longstaystatus en zijn verblijf in de longstay op toereikende wijze aan de orde gesteld en beantwoord. Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat met de gevolgde procedure in zoverre de in het Beleidskader gegarandeerde
zorgvuldigheid bij de herbeoordeling is betracht.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het kader van de driejaarlijkse herbeoordeling wordt door de LAP getoetst of voortzetting van de longstaystatus en het verblijf in een longstayvoorziening nog gerechtvaardigd zijn. In dat kader worden de behandelingsvatbaarheid van de betrokkene en
het recidiverisico onderzocht.

De LAP heeft bij de beoordeling onder meer het verlengingsadvies van de Pompestichting van 23 maart 2010 en de rapporten van de externe rapporteurs van 7 en 14 juni 2010 betrokken.
Uit het verlengingsadvies van de Pompestichting van 23 maart 2010 komt naar voren dat klagers verblijf in de longstayvoorziening nog steeds aangewezen is, omdat geen sprake is van een constructieve samenwerkingsrelatie met klager, nog immer sprake is
van ernstige persoonlijkheidsproblematiek en een hoog recidivegevaar op korte en lange termijn, en er geen nieuwe behandelmethoden voorhanden zijn.
In het advies van de externe rapporteur [B] van 7 juni 2010 wordt in verband met de recente behandelwens van klager en het uitblijven van incidenten geadviseerd om met klager onderhandelingen aan te gaan over het opzetten van een stappenplan voor
controle en begeleiding en, als dit een opening vormt, de longstaystatus van klager op te heffen en klager naar een behandelinrichting over te plaatsen.
In het advies van de externe rapporteur [D] van 14 juni 2010 wordt in verband met de recente behandelwens van klager en het uitblijven van incidenten geadviseerd om de longstaystatus van klager op te heffen en klager over te plaatsen naar een
behandelinrichting.
De LAP heeft in haar advies van 8 oktober 2010 opgemerkt dat de op verandering gerichte prognose in klagers geval ongunstig is, maar dat de recente verandering bij klager wellicht tot een hernieuwde behandelpoging kan leiden. Gezien het hoge
recidiverisico acht de LAP echter de tijd nog niet rijp voor opheffing van klagers longstaystatus. Na een half jaar kan worden bekeken of de longstaystatus alsnog kan worden opgeheven, als de inrichting dit als een serieuze optie beschouwt. De LAP
heeft
daarbij benadrukt dat klager het initiatief moet nemen met betrekking tot een verbeterd behandelcontact en dat het contact niet louter functioneel van aard mag zijn, maar meer inzicht moet geven in klagers belevingswereld.

Drs. [A] van de Pompestichting heeft ter zitting van 17 juli 2010 van de verlengingsrechter een verklaring afgelegd die aansluit bij het standpunt van de inrichting, zoals vermeld in het verlengingsadvies van de inrichting van 23 maart 2010.
Daarnaast heeft hij verklaard dat klager naar aanleiding van de adviezen van de externe rapporteurs van 7 en 14 juni 2010 een afspraak heeft gemaakt voor een gesprek met zijn behandelcoördinator, dat de inrichting altijd openstaat voor behandelpogingen
en dat het, gezien de slechte relatie die klager met de inrichting heeft, lastig zal worden om een goede start van de behandeling binnen de Pompestichting te laten plaatsvinden. Het advies van de inrichting aan de Staatssecretaris zou volgens B. dan
ook
zijn om klager buiten de Pompestichting een nieuwe start te laten maken. Nu klager na jarenlange afwijzingen van contact zich bereid toont om in gesprek te gaan, is de inrichting dat zeker ook, aldus [A].

Voor de beoordeling van het beroep acht de beroepscommissie het wenselijk nader te worden voorgelicht over de visie van de Pompestichting te Vught op het starten van een tweede behandelpoging in de longstayvoorziening zelf dan wel op een
behandelafdeling van een andere tbs-inrichting, alsmede over de laatste stand van zaken inzake de voortgang in het behandelcontact met klager binnen de longstayvoorziening.
De beroepscommissie zal de inhoudelijke behandeling van het beroep daarom aanhouden voor de duur van twee maanden in afwachting van de bedoelde nadere informatie van de Pompestichting te Vught.
Zij verzoekt de Staatssecretaris uitdrukkelijk te bevorderen dat de Pompestichting te Vught deze tussenbeslissing van de beroepscommissie met het daaraan gehechte hoorverslag tijdig ontvangt en dat de nadere informatie van de inrichting tijdig aan de
beroepscommissie wordt verstrekt.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan voor de duur van twee maanden in afwachting van de onder 4. genoemde nadere informatie en verzoekt de Staatssecretaris om deze informatie binnen deze termijn aan de beroepscommissie te
doen toekomen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven