Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2737/GA, 28 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2737/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zoetermeer in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klagers bezoekers niet zijn toegelaten in de locatie Zoetermeer en dat zij geen goederen mochten invoeren.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn bezoekers op de juiste manier aangemeld. Kennelijk is de bezoekerslijst op enig moment in de inrichting in het ongerede geraakt.
Twee
personen die klager wilden bezoeken, zijn niet toegelaten. Hetgeen de beklagcommissie stelt, namelijk dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag aangezien geen sprake is van een beslissing van de directeur ex artikel 38, derde lid, van de Pbw, jo.
artikel 60 van de Pbw, is onjuist. Uit artikel 38 van de Pbw vloeit voort dat de directeur verantwoording draagt voor het bezoek en het toelaten van bezoek tot de inrichting. Het handelen cq. nalaten van inrichtingspersoneel in het kader van de
taakuitoefening moet worden gezien als beslissing van de directeur en beklag daartegen is ontvankelijk. Zie ook de uitspraak van de beroepscommissie van 16 juli 2008 inzake 08/0927. Klager had wel degelijk zijn bezoekers op de bezoekerslijst ingevuld.
Deze personen hebben zich voor aanvang van het bezoekmoment gemeld bij de inrichting en klager is naar de ruimte gebracht waar hij in afwachting van het bezoek moest verblijven. Ondanks de omstandigheid dat het bezoek niet op de bezoekerslijst stond,
had het wel op de weg gelegen van de inrichting om het een en ander na te vragen bij klager, aangezien het bezoek zich diende te legitimeren en op grond van die gegevens bij klager had kunnen worden nagevraagd voor welke personen hij bezoek had
aangevraagd. Bij overeenkomst van de gegevens hadden bezoekers alsnog moeten worden toegelaten. Klager heeft verzocht om een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klagers bezoekers zijn geweigerd tot de inrichting nu er die dag geen bezoekerslijst van klager voorhanden was. Hoewel deze beslissing in zijn effect klager wel raakt, kan niettemin niet gesproken worden van een hem betreffende door of namens de
directeur genomen beslissing, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw waartegen beklag openstaat. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 28 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven